e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bleijerheide

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vaste boord boord: board (Bleijerheide), boordje: bőadsje (Bleijerheide), böedsje (Bleijerheide), kraag: kraag (Bleijerheide) Hoe noemt U: de boord [N 62 (1973)] || kraag, vaste halsboord van een overhemd [N 23 (1964)] III-1-3
vastlopen vastlopen: vaslōfǝ (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), vastzitten: vaszetsǝ (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Domaniale]), zich vastzetten: zix vaszetsǝ (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) Vastlopen, gezegd van de luchthamer. [N 95, 819] II-5
vastzetten vastzetten: vaszɛtsǝ (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Eisden]) Iets vastzetten, bijvoorbeeld de motor van een schudgoot. [Vwo 210; Vwo 814; N 95, 300] II-5
vat, ton ton: tǫn (Bleijerheide), vat: vā.s (Bleijerheide) Een vat of ton is uit houten duigen en twee bodems samengesteld en wordt met behulp van houten of metalen banden bijeen gehouden. Het middendeel ervan, de buik, heeft de grootste omvang. Vanuit het midden loopt het vat naar het boven- en ondereinde smaller toe. [N E, L; L 21, 40; monogr.] II-12
vat, ton (naar inhoud) ankertje: ɛŋkǝršǝ (Bleijerheide) In dit lemma zijn de benamingen voor vaten en tonnen met een bepaalde inhoudsmaat bijeen geplaatst. Bij één soort benaming worden door de zegslieden soms verschillende inhoudsmaten opgegeven. [N E, L; monogr.] II-12
vee fokken trekken: trękǝ (Bleijerheide) Het houden van vee met als doel de vermenigvuldiging van de dieren. Objecten als "vee" en "koeien" zijn in dit lemma niet gedocumenteerd. [N Q, 10b; monogr.] I-11
vee houden houden: hāu̯ǝ (Bleijerheide) Het houden van vee in het algemeen. De opbjecten "vee", "beesten", "koeien" e.a. worden in dit lemma niet gedocumenteerd. [N Q, 10a] I-11
veel drinken buizen: päo’ze (Bleijerheide), zuipen: zuffe (Bleijerheide), Dee zoeffet wie inne karebengel, wie inne karehónk Vrès wie ing kats en zoef wie inne hónk. da bliefste jezónk  zoef’fe (Bleijerheide) zuipen [DC 35 (1963)] III-2-3
veel te wijde broek boks die veel tse wijd is: ing boks die vul tse wiet is (Bleijerheide), boks voor een corpulente heer: ing boks vūär enne corpulente häär (Bleijerheide), slodderboks: sjlodder-boks (Bleijerheide) broek, veel te wijde ~ [flodderboks] [N 23 (1964)] || een broek voor een gezet figuur [N 59 (1973)] || een veel te wijde broek [N 59 (1973)] III-1-3
veelvraat keus: kø̄s (Bleijerheide), vreter: vrè’ser (Bleijerheide) vreetkop || vreetzak III-2-3