| 20729 |
vlaaienvulling |
appelspijs:
voor de vla
ap’pelsjpies (Q121c Bleijerheide),
spijs:
sjpies (Q121c Bleijerheide),
sjpies woeët jemaad va eppel, proemme, abrikoeëze en óch va ries
sjpies (Q121c Bleijerheide)
|
appelmoes || vlavulling || Vruchtenmoes dat op de vla gesmeerd wordt (spijs?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
| 19602 |
vlaaischotel |
vlademschotel:
vlaamsjottel (Q121c Bleijerheide)
|
schotel; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
| 30136 |
vlaams verband |
vlaams verband:
vlāms ˲vǝrbaŋk (Q121c Bleijerheide)
|
Verband, doorgaans toegepast bij muren dikker dan een halve steen, waarbij in iedere laag zowel koppen als strekken zijn verwerkt. Het verband is als volgt opgebouwd: eerste laag: drieklezoor, kop, strek, kop, strek, kop; tweede laag: kop, strek, kop, strek, kop, strek; derde laag: drieklezoor, kop, strek, kop, strek, kop, strek, enz. (Westra, pag. 20). De volgorde van de verschillende lagen kan variëren. [N 31, 24e; monogr.]
II-9
|
| 24266 |
vlaamse gaai |
markolf:
mer’kef (Q121c Bleijerheide)
|
vlaamse gaai
III-4-1
|
| 27994 |
vlak stuk in een pijler |
platte slag:
platǝ šlāx (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]),
snak stuk:
šnak štøk (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Maurits])
|
[N 95, 287; monogr.]
II-5
|
| 25003 |
vlak, gelijk |
plat:
plat (Q121c Bleijerheide),
vlak:
flach (Q121c Bleijerheide)
|
vlak
III-4-4
|
| 31871 |
vlakbank |
vlakbank:
vlak˱baŋk (Q121c Bleijerheide)
|
Schaafmachine waarmee hout aan één zijde mechanisch vlak geschaafd kan worden. De vlakbank bestaat uit een gietijzeren frame waarop een van twee of meer beitels voorziene as is gemonteerd. Zie ook afb. 53. [N 53, 85b]
II-12
|
| 27990 |
vlakke pijler |
platte:
platǝ (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Laura, Julia]),
platte streb:
platǝ štrēp (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Domaniale]),
vlakke streb:
flaxǝ štrēp (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Eisden])
|
Pijler met een hellingspercentage tussen 0 en 20 graden. [N 95, 284; monogr.; N 95, 287]
II-5
|
| 31547 |
vlakplaat |
gladplaat:
jlɛtplāt (Q121c Bleijerheide
[(vergelijk het Hoogduitse glätten "glad maken")]
)
|
Vlakke, gietijzeren plaat die wordt gebruikt om de vlakheid van een werkstuk te controleren. Het werkstuk wordt daartoe over de met olie en een kleurstof ingesmeerde vlakplaat bewogen. De hoge plekken van het werkstuk worden zo met kleurstof gemerkt en kunnen vervolgens met het schraapstaal worden verwijderd. Zie ook afb. 206. [N 33, 344; N 64, 30b; N 66, 11b]
II-11
|
| 19413 |
vlam |
vlam:
vlam (Q121c Bleijerheide)
|
vlam
III-2-1
|