20563 |
borrel |
schnaps (du.):
sjnaps (Q121c Bleijerheide)
|
borrel
III-2-3
|
19563 |
borrelglaasje |
drupje:
drüpje (Q121c Bleijerheide),
drupjesglaasje:
drypjənsjleəsjə (Q121c Bleijerheide)
|
borrelglaasje || jeneverglaasje met een voetje (borrel) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
26141 |
borst |
brüstung:
brystuŋ (Q121c Bleijerheide)
|
Bij houtverbindingen, het eindvlak dat ontstaat wanneer er een pen of keep aan het stuk hout wordt gezaagd. Zie ook afb. 128. Een borst kan rechthoekig of schuin zijn uitgevoerd. [N 54, 42b]
II-12
|
29043 |
borst inwerken |
dresseren:
dręsērǝ (Q121c Bleijerheide),
persen:
pē̜ǝšǝ (Q121c Bleijerheide)
|
Elk van de voorpanden van het colbert van kunstmatige borstwelving voorzien. Dit gebeurt door het aanbrengen van voeringdelen, de binnenvulling, het maken van figuurnaden, suçons, in panden en vulling en het in vorm strijken, dresseren, van de panden (Papenhuyzen III, pag 22-29). [N 59, 111; N 59, 113]
II-7
|
19497 |
borstel |
borstel:
bøštəl (Q121c Bleijerheide),
streel:
štr‧iəl (Q121c Bleijerheide),
varkensborstel:
vɛrkǝsbøštǝl (Q121c Bleijerheide)
|
borstel || Het stijve haar van een varken dat men aan de uiteinden van de pekdraad vastmaakt om de draad gemakkelijker door de met een els geprikte gaten heen te halen. Hensen zegt hierover op pag. 37: "Bij "binnengenaaide" schoenen maakt men gebruik van een pekdraad. Die pekdraad bestaat uit ongeveer 4 tot 6 dunnere draden van vlas welke in elkaar gedraaid worden en van pek voorzien om verrotting door vocht en verschuiving tegen te gaan. De beide uiteinden van de pekdraad moeten geleidelijk uitlopen (rispeleind) om een borstel te kunnen bevestigen. Deze borstels kunnen van varkenshaar zijn of van staal." Zie afb. 14. [N 60, 198a; N 60, 195b; N 60, 238a]
II-10, III-2-1
|
30171 |
borstelwerk |
borstelwerk:
bøštǝlwęrǝk (Q121c Bleijerheide)
|
Wijze van voegen waarbij het oppervlak van de voeg een ruwe structuur vertoont. De voeg wordt daartoe eerst met mortel meer dan volgezet, vervolgens met de zijkant van de voegspijker gelijk met de voorkant van de steen afgestreken en tot slot met een borstel afgeborsteld. Voegen die op deze wijze waren gemaakt werden in Q 83 'Hollandse voegen' genoemd. Ze waren volgens de zegsman slecht van kwaliteit. [N 32, 34c; monogr.]
II-9
|
28219 |
borstlamp |
brostlamp:
broslamp (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Lamp die op de borst wordt gedragen. Volgens de invuller uit Q 15 was de borstlamp incidenteel bestemd voor de hoofdleiding (ingenieur, inspecteur, chef-ondergronds). De lamp had een systeem waarmee men kon aflichten, d.w.z. controleren op mijngas. Uit de opgave "mijnmeterslamp" van de respondent uit Q 21 blijkt dat de lamp ook door deze beroepsgroep werd gebruikt. [N 95, 261; monogr.]
II-5
|
33988 |
borstnet |
borstnet:
brǫsnęts (Q121c Bleijerheide)
|
Vliegennet dat alleen voor de borst van het paard wordt gehangen. [JG 1a, 1b; N 13, 83b]
I-10
|
33969 |
borstriem |
borstriem:
brosrēm (Q121c Bleijerheide)
|
Leren riem van het borsttuig die voor de borst van het paard zit. Zie ook opmerking onder lemma Borsttuig. [N 13, 52]
I-10
|
18400 |
borstrok |
lijfje:
liefje (Q121c Bleijerheide)
|
borstrok, onderkledingstuk dat over het hemd wordt gedragen [hemdrok, humperok, sjtoep, liefke, slaoplijf] [N 25 (1964)]
III-1-3
|