33264 |
gele lupine |
filipinen:
flø`pine (L269p Blerick),
lupinen:
lǝpīnǝ (L269p Blerick)
|
Lupinus luteus L. Een 30 tot 60 cm hoge plant met een uit gele, lipvormige bloempjes bestaande bloempluim, die bloeit van juni tot september, boonvormige vruchtjes draagt en vooral op zandgronden als bemestingsgewas wordt geteeld. [N Q, 4a; N 11A, 29a en 29b; JG 1a, 1b; A 55, 3b; NE 1, 18; R 3, 30; monogr.]
I-5
|
24615 |
gele plomp |
plompenblad:
idiosyncr.
plŏ mpeblaad (L269p Blerick)
|
Gele plomp (nuphar luteum). Waterplant; de bladeren zijn eivormig met een hartvormige voet, ze zijn drijvend met lange driekantige stelen; de bloemen hebben talrijke kroonblaadjes en 5 gele kelkbladeren. Bloeitijd in mei tot augustus. Te vinden in plassen [N 92 (1982)]
III-4-3
|
33239 |
gele voederwortel |
gele wortelen:
gē̜lǝ wortǝlǝ (L269p Blerick),
paardswortelen:
pɛrtswortǝlǝ (L269p Blerick),
voerwortelen:
vōrwortǝlǝ (L269p Blerick)
|
Daucus carota L. In de genoemde vragenlijst is gevraagd naar twee variëteiten naast de algemene benaming winterwortel die in het vorige lemma ter sprake kwam. Hier is alleen opgenomen hetgeen afwijkend is van lemma Winterwortel. Lobbericher naar het Rijnlands dorpje Lobberich. [N Q, 6b; monogr.]
I-5
|
25078 |
gelijken (op) |
familietrekken:
femíelietrekke (L269p Blerick),
gelijken:
gelieke (L269p Blerick),
lijken:
liêke (L269p Blerick),
tonen:
tuine (L269p Blerick)
|
aan het genoemde doen denken, lijken, schijnen [tonen, lijken] [N 91 (1982)] || in vele opzichten overeenkomen (bijv. uiterlijk) [lijken, gelijken, trekken] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
22334 |
gelijkspelen |
gelijkspelen:
geliek spuule (L269p Blerick),
quitte spelen:
kiet speule (L269p Blerick)
|
Quitte spelen, niet verliezen maar ook niet winnen [zijn zaad hebben, tot zijn zaad zijn, gelijk spelen, gelijk staan]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
23206 |
geloof |
geloof:
geleuf (L269p Blerick),
gleuf (L269p Blerick)
|
geloof [SGV (1914)]
III-3-3
|
23320 |
gelooven |
geloven:
gluiven (L269p Blerick)
|
gelooven [SGV (1914)]
III-3-3
|
24153 |
geluid van de patrijs |
roepen:
roope (L269p Blerick)
|
het geluid van de patrijs (kierewieten) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
25188 |
geluid van naderend onweer |
rommelen:
rommele (L269p Blerick),
römmele (L269p Blerick)
|
een dof, rollend geluid maken, gezegd van bijv. de donder [rommelen, rederen, meutelen] [N 91 (1982)] || eerste rommelen dat in de verte te horen is wanneer er een onweer op komst is [meutelen] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
19227 |
gemakkelijk |
gemakkelijk:
gemekkelijk (L269p Blerick, ...
L269p Blerick,
L269p Blerick),
gemekkelik (L269p Blerick, ...
L269p Blerick),
op zijn gemak:
op zien gemaak (L269p Blerick, ...
L269p Blerick,
L269p Blerick,
L269p Blerick)
|
gemakkelijk [DC 02 (1932)], [SGV (1914)] || op zijn gemak [DC 02 (1932)]
III-1-4
|