24687 |
hondsdraf |
hondsdraf:
idiosyncr.
hŏndsdraf (L269p Blerick)
|
Hondsdraf (glechoma hederacea 20 tot 60 cm groot. De stengels zijn kruipend met opgerichte, bloeiende takken; de bladeren zijn rond of niervormig met een hartvormige voet, de bladrand is gekarteld; de bloemen groeien in kransen in de bladoksels, blauwpa [N 92 (1982)]
III-4-3
|
20614 |
honger hebben |
appetijt hebben:
apetiet hubbe (L269p Blerick),
honger hebben:
honger höbbe (L269p Blerick),
hônger hebbe (L269p Blerick),
schrok hebben:
schrok hubbe (L269p Blerick),
trek hebben:
trek höbbe (L269p Blerick),
trek hebben in eten:
trek höbbe in eate (L269p Blerick)
|
honger hebben [schrok hebbe] [N 10 (1961)] || trek; Hoe noemt U: Zin in eten (trek, appertijt, appetijt, goesting, kop) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20623 |
hongerig |
hongerachtig:
hōngerechtig (L269p Blerick),
hongerig:
hongerig (L269p Blerick),
hôngerig (L269p Blerick)
|
hongerig [greeg] [N 10 (1961)]
III-2-3
|
21043 |
honing |
honig:
honex (L269p Blerick)
|
Produkt door de bijen uit bloemvocht of nectar bereid en afgezet in de cellen van de raten. Honing is een zoete stof die door mensen als voedingsmiddel wordt gebruikt. [N 63, 43b; N 63, 111; L 1a-m; L 35, 105; S 14; S 38, JG 1a+1b; JG 2b-5; Ge 37, 128; A 9, 8; monogr.]
II-6
|
17570 |
hoofd |
hoofd:
hoofd (L269p Blerick),
huid (L269p Blerick),
kop:
kop (L269p Blerick),
köp (L269p Blerick),
dae mit ziene klotskop
kop (L269p Blerick),
zit dich die muts op diene kop
kop (L269p Blerick)
|
[N 10 (1961)]hoofd [SGV (1914)] || hoofden [SGV (1914)]
III-1-1
|
17571 |
hoofd (spotnamen) |
kiebus:
ik houw dich op diene kiebes
kiebes (L269p Blerick),
ik houw dich tage diene kiebes
kiebes (L269p Blerick),
klotskop:
klotskop (L269p Blerick),
knikker:
ik bin op miene knikker gevalle
knikker (L269p Blerick),
tets:
däts (L269p Blerick)
|
[N 10 (1961)]
III-1-1
|
23420 |
hoofdaltaar |
hoogaltaar:
hoegaltaor (L269p Blerick)
|
Het voornaamste altaar, midden in het priesterkoor [hoogaltaar, hoofdaltaar, hoopaltooër?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
18187 |
hoofddoek |
doek voor om de kop:
dook veur om de kop (L269p Blerick),
kopdoek:
kopdook (L269p Blerick),
kopdoekje:
kopdeukske (L269p Blerick, ...
L269p Blerick)
|
hoofddoek [SGV (1914)] || hoofddoek dichtgeknoopt onder de kin [plak, pleksek, kopdeuksek, zielewermer] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
20767 |
hoofdkaas |
hoofdvlees:
huidvleis (L269p Blerick),
huidvleisch (L269p Blerick),
huitvleis (L269p Blerick),
preskop:
preskop (L269p Blerick),
zult:
zult (L269p Blerick)
|
hoofdkaas [DC 30 (1958)] || zult (hoofdkaas) [SGV (1914)]
III-2-3
|
23305 |
hoofdkap van vrouwelijke religieuzen |
kap:
kap (L269p Blerick)
|
hoofdkap van vrouwelijke religieuzen [N 25 (1964)]
III-3-3
|