e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L269p plaats=Blerick

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
klompschoen klomp: klomp (Blerick), klompschoen: klompschoon (Blerick), oo= lang trekken  kloompschoon (Blerick), lage klomp: lieg klompe (Blerick), schoenklomp: schoonklomp (Blerick) Hoe noemt men deze voetbekleedsels, indien het bovengedeelte op de voet niet van hout, maar van leer is gemaakt ? [DC 15 (1947)] III-1-3
klonteren klonteren: klôntere (Blerick), klonters in de pap: niet goed gemengd  klóntérs in de pap (Blerick) klonteren; Hoe noemt U: Tot klonters koken, gezegd van b.v. pap (koeken, klonteren) [N 80 (1980)] III-2-3
klopper, garde gardje: gaerdje (Blerick), kloprijsje: kloprieske (Blerick) Keukeninstrument voor b.v. het kloppen van room of eieren bestaande uit een aantal lusvormige draden die in een handgreep samenkomen (klopper, garde) [N 79 (1979)] III-2-1
klotsen van vloeistoffen klotsen: kloetse (Blerick) het geluid dat vloeistoffen maken bij het golven en botsen van de golven tegen elkaar of tegen een wand [klotsen, kwatsen, palsen] [N 91 (1982)] III-4-4
kloven delen: dęjlǝ (Blerick), kenen: keene (Blerick), openkappen: ǭpǝkapǝ (Blerick), reten: reete (Blerick), sprongen: sprung (Blerick), sprônge (Blerick) kloven in de hand [kloove, klieve, sprunge, kreewe] [N 10 (1961)] || Nadat het dier bestorven is, wordt het in twee delen verdeeld door het in de ruggegraat door te kappen. Soms laat men de ruggegraat aan één kant zitten en kapt men de ribben aan de andere kant los. Beide delen worden vervolgens apart verwerkt. [N 28, 89; Veldeke 32, 69; monogr.] II-1, III-1-2
klucht klucht: kluch (Blerick), kløx (Blerick) Een kort toneelstuk waarin een komisch geval uit het dagelijks leven op grappige wijze wordt behandeld [klucht, knod, stop, grauw]. [N 90 (1982)] III-3-2
kluit aarde kloot: kloǝt (Blerick), kluit: klyt (Blerick), klūt (Blerick) [N 27, 36; S 18; R 3, 8; L 28, 8; L 28, 9; L 1a-m; L B2, 290; ALE 257; Vd.; monogr.] I-8
kluwen kluwen: kloeë (Blerick) kluwen [SGV (1914)] III-1-3
knabbelen knabbelen: knabbele (Blerick, ... ), knabbelen (Blerick) knabbelen [knibbele] [N 10 (1961)] III-2-3
knarsen kniersen: knierse (Blerick) een scherp, ongelijkmatig, schurend of malend, onaangenaam aandoend geluid voortbrengen [kniersen, knoersen, knarsen] [N 91 (1982)] III-4-4