e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L269p plaats=Blerick

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
knecht knecht: eine nieë knech (Blerick) knecht, een nieuwe ~ [SGV (1914)] III-3-1
knecht, algemeen knecht: knɛx (Blerick) [L 1, a-m; S 26; Wi 8; monogr.; add. uit S 6] I-6
kneden drabben: drabǝn (Blerick), kneden: knaǝi̯ǝn (Blerick), knē̜i̯ǝn (Blerick) De boter kneden om de melk, die zich nog tussen de boterdeeltjes bevindt, eruit te drukken. In sommige gebieden werd de boter tegelijkertijd gewassen. Zie voor de fonetische documentatie van (boter) en (botter) het lemma ''boter'' (12.14) in deze aflevering. [A 28, 7; L 1a-m; L 1u, 114; L 6, 7; L 22, 8; Ge 22, 8 en 69; R 3, 76 en 77; monogr.] I-11
knellen knellen: knelle (Blerick), knijpen: kniëpe (Blerick) knellen [SGV (1914)] || Knellen: stijf drukken zodat daardoor een striem ontstaat (knellen, knijpen, duwen, wringen, klemmen). [N 84 (1981)] III-1-2
knellen, gezegd van schoenen knijpen: kniêpe (Blerick) drukken en daardoor pijn veroorzaken, gezegd van schoenen die te klein zijn [knellen, klemmen, drukken] [N 86 (1981)] III-1-3
kneu heivink: heivink (Blerick) Hoe heet de kneu? [DC 06 (1938)] III-4-1
kneuzen blutsen: blutse (Blerick) blutsen [SGV (1914)] III-2-3
knevels gebitshaken: gǝbetshø̜̄k (Blerick) Beide haakjes aan de bitringen, die aan het hoofdstel worden opgehangen. [N 13, 45] I-10
knibbelen knibbelen: knibbele (Blerick) Het spel waarbij de spelers staafjes (26 of 28) die verward op een hoopje liggen, met een haakje of een staafje telkens een staafje moeten ophalen zonder de andere te bewegen [knibbelen, knipperen]. [N 88 (1982)] III-3-2
knie knie: kne. (Blerick), kneen (Blerick) knie [RND], [SGV (1914)] III-1-1