18330 |
kort schortlint |
lint:
linte (L269p Blerick, ...
L269p Blerick)
|
linten, korte ~ waarmee de schortslippen van achteren met elkaar worden verbonden [gatslinte, gatlinter] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18013 |
kortademig |
dempig:
dempig (L269p Blerick, ...
L269p Blerick,
L269p Blerick),
kortademig:
kortaodemig (L269p Blerick),
kortborstig:
kortborstig (L269p Blerick),
kuimer, een -:
ne ku:mer (L269p Blerick)
|
dempig [SGV (1914)] || kortademig [kort, kortborstig, dempig] [N 10a (1961)]
III-1-2
|
18287 |
korte broek |
jongensboksje:
jongesbukske (L269p Blerick),
korte boks:
korte bóks (L269p Blerick),
korte bôks (L269p Blerick)
|
broek, korte (jongens)~ die de knieën onbedekt laat [N 23 (1964)]
III-1-3
|
24737 |
korte dikke wortel |
dikke wortel:
dieke wortels (L269p Blerick)
|
Korte, dikke wortels (mollestaarten). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
18216 |
korte laars |
laars:
laars (L269p Blerick, ...
L269p Blerick)
|
laars met een korte schacht die tot aan de kuit reikt [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18600 |
korte onderbroek? |
korte onderboks:
korte onderboks (L269p Blerick)
|
onderbroek, korte ~ [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18562 |
korte overjas |
jekker:
jekker (L269p Blerick, ...
L269p Blerick,
L269p Blerick)
|
overjas, korte ~ [jekker, joep, stoep, baadje] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
21132 |
korter maken |
afsnijden:
aafsnièje (L269p Blerick),
rechttoe (bw.):
rechtoe (L269p Blerick),
richten:
(= gerichter).
richte (L269p Blerick)
|
een af te leggen afstand korter maken door een rechtere weg te nemen (richten) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
34520 |
kortwieken |
kortvleugelen:
kortvlø̄gǝlǝ (L269p Blerick),
kortwieken:
kortwēkǝ (L269p Blerick)
|
Men kort de vleugels van een kip, opdat ze niet kan wegvliegen. Een object ''kip'' of ''vleugels'' is niet gedocumenteerd. [N 19, 53; S 19; L 28, 35; L 1a-m; monogr.]
I-12
|
34078 |
kossem |
kossem:
kǫsǝm (L269p Blerick)
|
Huidplooi of kwab onder de hals van een rund. [N 3A, 107]
I-11
|