e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L269p plaats=Blerick

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kreupel kreupel: kreupel (Blerick, ... ), lam: laam (Blerick), mank: mank (Blerick) Kreupel - Kent men in uw dialect het volgende woord in dezelfde of een min of meer afwijkende vorm, zoals b.v. krepel naast kreupel. [DC 17 (1949)] III-1-2
kreupel zijn mank: maŋk (Blerick), mank paard: maŋk pē̜rt (Blerick) [JG 1a; N 8, 62k en 94f] I-9
kribbebijter kribbebijter: krebǝbitǝr (Blerick) Nerveus paard dat met de snijtanden in de kribbe of op een ander hard voorwerp bijt, de lucht hoorbaar naar binnen zuigt en kreunt. Dit leidt dikwijls tot indigestie. Een kribbebijter is te herkennen aan de sterke afslijting van de wrijfvlakken, vooral aan de voorrand der snijtanden. Een kribbebijter zuigt wel lucht op; het woord is echter geen synoniem van windzuiger (4.4.5). [JG 1a, 1b; A 48A, 41b; N 8, 62o en 84f; add. uit N 52] I-9
krielkip krielkip: krilkip (Blerick), krielkipje: krilkipkǝ (Blerick) Een krielkip is een soort kleine kip. [N 19, 42; monogr.] I-12
krijgen krijgen: kriege (Blerick) krijgen [SGV (1914)] III-3-1
krijgertje spelen nalopertje spelen: naoleuperke (Blerick), tikkertje spelen: tikkerke speule (Blerick) Het spel waarbij één kind anderen tracht in te halen en dan te tikken, waarna de getikte weer de vangman is (ook op dit spel bestaan talloze varianten; misschien kunt u die ook vermelden: de naam en hoe het gespeeld werd) [letsen, hets geven, hetske jagen [N 88 (1982)] III-3-2
krijsen kweken: kwake (Blerick), schreeuwen: schrīēwe (Blerick) een hard schreeuwend geluid maken, gezegd van vogels (kèken, krijsen) [N 83 (1981)] III-4-1
krioelen krioelen: krioele (Blerick), wriemelen: vriemele (Blerick), wriemele (Blerick) Krioelen: zich in alle richtingen dooreen bewegen (event. met veel lawaai) (krioelen, broeliën, krielen, kriewelen, kriemelen, wriemelen, wriemelen, grimmelen, wemelen). [N 84 (1981)] III-1-2
kroep kroep: kroep (Blerick, ... ) Kroep: ontsteking van het strottehoofd en de luchtpijp die door afzettingen op het slijmvlies gevaar van verstikking met zich meebrengt (kroep, krop, pip). [N 84 (1981)] III-1-2
kroeshaar kroeshaar: kroeshaor (Blerick), kröeshaor (Blerick), krulhaar: krolhaor (Blerick), krullen: krolle (Blerick) kroeshaar [N 10 (1961)] III-1-1