18146 |
kreupel |
kreupel:
kreupel (L269p Blerick, ...
L269p Blerick),
lam:
laam (L269p Blerick),
mank:
mank (L269p Blerick)
|
Kreupel - Kent men in uw dialect het volgende woord in dezelfde of een min of meer afwijkende vorm, zoals b.v. krepel naast kreupel. [DC 17 (1949)]
III-1-2
|
33910 |
kreupel zijn |
mank:
maŋk (L269p Blerick),
mank paard:
maŋk pē̜rt (L269p Blerick)
|
[JG 1a; N 8, 62k en 94f]
I-9
|
33831 |
kribbebijter |
kribbebijter:
krebǝbitǝr (L269p Blerick)
|
Nerveus paard dat met de snijtanden in de kribbe of op een ander hard voorwerp bijt, de lucht hoorbaar naar binnen zuigt en kreunt. Dit leidt dikwijls tot indigestie. Een kribbebijter is te herkennen aan de sterke afslijting van de wrijfvlakken, vooral aan de voorrand der snijtanden. Een kribbebijter zuigt wel lucht op; het woord is echter geen synoniem van windzuiger (4.4.5). [JG 1a, 1b; A 48A, 41b; N 8, 62o en 84f; add. uit N 52]
I-9
|
34465 |
krielkip |
krielkip:
krilkip (L269p Blerick),
krielkipje:
krilkipkǝ (L269p Blerick)
|
Een krielkip is een soort kleine kip. [N 19, 42; monogr.]
I-12
|
21343 |
krijgen |
krijgen:
kriege (L269p Blerick)
|
krijgen [SGV (1914)]
III-3-1
|
22351 |
krijgertje spelen |
nalopertje spelen:
naoleuperke (L269p Blerick),
tikkertje spelen:
tikkerke speule (L269p Blerick)
|
Het spel waarbij één kind anderen tracht in te halen en dan te tikken, waarna de getikte weer de vangman is (ook op dit spel bestaan talloze varianten; misschien kunt u die ook vermelden: de naam en hoe het gespeeld werd) [letsen, hets geven, hetske jagen [N 88 (1982)]
III-3-2
|
24198 |
krijsen |
kweken:
kwake (L269p Blerick),
schreeuwen:
schrīēwe (L269p Blerick)
|
een hard schreeuwend geluid maken, gezegd van vogels (kèken, krijsen) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
17861 |
krioelen |
krioelen:
krioele (L269p Blerick),
wriemelen:
vriemele (L269p Blerick),
wriemele (L269p Blerick)
|
Krioelen: zich in alle richtingen dooreen bewegen (event. met veel lawaai) (krioelen, broeliën, krielen, kriewelen, kriemelen, wriemelen, wriemelen, grimmelen, wemelen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
18071 |
kroep |
kroep:
kroep (L269p Blerick, ...
L269p Blerick)
|
Kroep: ontsteking van het strottehoofd en de luchtpijp die door afzettingen op het slijmvlies gevaar van verstikking met zich meebrengt (kroep, krop, pip). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
17579 |
kroeshaar |
kroeshaar:
kroeshaor (L269p Blerick),
kröeshaor (L269p Blerick),
krulhaar:
krolhaor (L269p Blerick),
krullen:
krolle (L269p Blerick)
|
kroeshaar [N 10 (1961)]
III-1-1
|