e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L269p plaats=Blerick

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
luiden luiden: loeije (Blerick), luuje (Blerick) luiden [SGV (1914)] || Luiden [luuje, lujje, loewe?]. [N 96A (1989)] III-3-3
luiden voor de hoogmis luiden voor de hoogmis: luuje vur de hoegmes (Blerick) Het luiden van de klokken op zondag een half uur en/of een kwartier vóór de aanvang van de vroegmis, de hoogmis, het lof of de vespers. [N 96A (1989)] III-3-3
luiden voor de mis luiden: luuje (Blerick) De klok luiden vóór de aanvang van de doordeweekse mis(sen). [N 96A (1989)] III-3-3
luier pisdoek: pisdook (Blerick) luier [winjel, luur, kindsdoek, pisdoek, huik] [N 25 (1964)] III-2-2
luifel? [idem?] kantje: kentje (Blerick) luifel: fijngeplooide voorhoofdsluifeltje van de grote witte muts {afb} [plojje, kentje] [N 25 (1964)] III-1-3
luilak luierik: luierik (Blerick), luïërik dê dich bès (Blerick) luilak [DC 11] || luilak [~, die je bent] [SGV (1914)] III-1-4
luiportaal portaal (<oudfr.): portaol (Blerick) Het luiportaal, vertrek of ruimte onder de toren waar de klokketouwen hangen. [N 96A (1989)] III-3-3
luisteren luisteren: luustere (Blerick), løstere (Blerick), scherp loestere (Blerick) [N 84 (1981)]luisteren [SGV (1914)] III-1-1
luns pin: pen (Blerick) Metalen spie die door een gat in het uiteinde van de wagenas wordt gestoken om te verhinderen dat het wiel van de as kan afdraaien. Zie ook afb. 216. [N G, 50c; N 17, 63; JG 1a; JG 1b; Wi 13, add.; L 39, 22, add.; div.] II-11
lunsschijf schijf: sxīf (Blerick) Ronde, met het wiel meedraaiende schijf tussen naaf en luns die de naafbus afsluit zodat er tijdens het rijden geen vet of smeer verloren gaat en er geen vuil de naafbus kan binnendringen. Bij modernere, metalen fabrieksassen werd de lunsschijf vervangen door een metalen, dopvormige moer die op de as wordt geschroefd en met behulp van een luns tegen losdraaien wordt vastgezet. Van der Kloes en Van Helden (pag. 21) noemen dit type naafbus halfpatentbus. [N G, 50b; N 17, 64] II-11