e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L269p plaats=Blerick

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pet met opstaand bovenstuk boerenpats: boerepats (Blerick) pet met opstaand cylindervormig bovenstuk in het algemeen {afb} [zeje pet] [N 25 (1964)] III-1-3
pet: algemeen muts: möts (Blerick), ronde platte muts  muts (Blerick), pats: pats (Blerick) Hoe noemt men de pet, die bij het werk gedragen wordt? Welken vorm heeft deze? Indien geen pet, maar een muts door de mannen wordt gedragen, hoe noemt men deze dan? Welken vorm heeft ze? [DC 09 (1940)] || pet [SGV (1914)] || pet, hoofddeksel met een klep [kips, patsj, klak, koetsj, paaj, flet, kap, klep, muts, luif] [N 25 (1964)] III-1-3
petroleum petroleum: petroleum (Blerick), stinkolie: (vroeger).  stinkaolie (Blerick) petroleum, minerale licht ontvlambare stof die vooral tot verlichting in lampen en als brandstof wordt gebruikt [petrol, peter-, stink-, bron-, brom-, gasolie] [N 81 (1980)] III-4-4
petunia petunia: idiosyncr.  petunia (Blerick, ... ) [N 92 (1982)]Petunia (petunia hybrida). Paarse, blauwe, rode, witte of gestreepte bloemen, ze worden als sierplanten gekweekt. De bloemkroon is groot, trechtervormig. Het zijn behaarde kruiden, kleverig op het gevoel door de talrijke klierharen (petunia, petertunneke, [N 92 (1982)] I-7, III-2-1
peul schaal: schale (Blerick) de peulen, de doppen van erwten of bonen [N Q (1966)] III-2-3
peul, dop (znw) schaal: schale (Blerick) [N Q (1966)] I-7
peulen, doppen (ww.) doppen: döppe (Blerick), keveren: kevere (Blerick), uitdoen: oetdoon (Blerick) [N Q (1966)] I-7
peulerwten peulen: peule (Blerick) De peulerwt; soort van erwt waarbij de hele vrucht gegeten wordt, ook de schil (sluimerwt, hauw(ke), peul, suikererwt, blie-erwt). [N 82 (1981)] I-7
peulvruchten afhalen afhalen: aafhaole (Blerick), bonen afhalen: boēne aafhoale (Blerick), pezen: paeze (Blerick) boonen afhalen [SGV (1914)] || erwten of bonen afhalen, van draden ontdoen [N Q (1966)] III-2-3
peulvruchten doppen doppen: döppe (Blerick), keveren: kevere (Blerick), uitdoen: oëtdoon (Blerick), vermoedelijk werkwoord  oetdoon (Blerick) de peulen, de doppen van erwten of bonen [N Q (1966)] || erwten of bonen doppen, ontpeulen [N Q (1966)] III-2-3