| 19661 |
schrobben |
de stoep schrobben:
de stoep schroebe (L269p Blerick),
de straat doen:
de straot doown
de straot doown (L269p Blerick),
de straat keren:
de stoep kaere (L269p Blerick),
schrobben:
schroebe (L269p Blerick),
schroeben (L269p Blerick)
|
schrobben [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
| 19411 |
schroeien |
schroeien:
schreûje (L269p Blerick),
sxrø̄i̯ə (L269p Blerick)
|
Aan de oppervlakte verbranden (blesteren, verbranden, schroeien, zengen, schroken, schoepen) [N 79 (1979)] || schroeien [SGV (1914)]
III-2-1
|
| 20489 |
schrokken |
schrokken:
schrokke (L269p Blerick, ...
L269p Blerick),
slokken:
sloēke (L269p Blerick)
|
schrokken [SGV (1914)] || schrokken; Hoe noemt U: Gulzig eten (schrokken, slokken, vreten, verschrokken, schoffelen, wolven, zwelgen, worgen, moffelen, buffelen, schransen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
| 24374 |
schub |
schub:
schub (L269p Blerick),
schöb (L269p Blerick)
|
Hoe noemt u elk van de dunne plaatjes waarmee de huid van een vis geheel of gedeeltelijk is bedekt (schub, schubbe, schelp, schulp) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
| 18844 |
schuchter |
bleu:
blø͂ͅe (L269p Blerick)
|
bloode [SGV (1914)]
III-1-4
|
| 32593 |
schudden met de riek |
schuddelen:
sxø̜dǝlǝ (L269p Blerick)
|
Bij het mest spreiden maakt men met de riek telkens al schuddende een slingerende beweging. [N M, 12b; N 11A, 24; JG 1a + 1b; monogr.]
I-1
|
| 33586 |
schudden van vruchten |
schudden:
schudde (L269p Blerick)
|
Appels van de boom schudden (muiken). [N 82 (1981)]
I-7
|
| 19565 |
schuier |
borstel:
bøͅrstəl (L269p Blerick),
klederborstel:
kleͅi̯ərbørstəl (L269p Blerick),
stijve borstel:
stīvən bøͅrstəl (L269p Blerick)
|
stofborstel om stof uit kleren, stoelbekleding, gordijnen, enz. te verwijderen [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
| 19501 |
schuifgrendel |
schoude:
schaai (L269p Blerick, ...
L269p Blerick),
schaaij (L269p Blerick),
schuif:
schuuf (L269p Blerick),
schôêf (L269p Blerick)
|
schuifgrendel [N 07 (1961)]
III-2-1
|
| 23385 |
schuifje van de biechtstoel |
schuifje:
schuufke (L269p Blerick)
|
Het afsluitbare traliewerk, de schuif in de biechtstoel. [N 96A (1989)]
III-3-3
|