20740 |
wafel |
wafel:
woafel (L269p Blerick),
woafels (L269p Blerick),
Syst. WBD
waofel (L269p Blerick)
|
Wafel [N 16 (1962)] || wafel [SGV (1914)] || wafels [SGV (1914)]
III-2-3
|
32188 |
wagenmaker |
karrenmaker:
kɛrǝmē̜kǝr (L269p Blerick),
radmaker:
rātmē̜kǝr (L269p Blerick),
wagenmaker:
wāgǝmē̜kǝr (L269p Blerick)
|
De algemene benaming voor de vakman die karren, wagens en wielen vervaardigt en herstelt. Het woord stelmaker was ook bekend bij de respondenten uit Tegelen (L 270), Weert (L 289), Neer (L 294), Montfort (L 382), Limbricht (L 434), Genhout (Q 19b), Doenrade (Q 27), Oirsbeek (Q 33), Maastricht (Q 95) en Klimmen (Q 111). Het werd in de dialecten van die plaatsen echter niet gebruikt. Sommige zegslieden merkten ervan op dat het woord alleen in het zuiden van Nederlands-Limburg in plaatsen langs de Duitse grens gebruikelijk was. Reparaties aan de houten onderdelen van karren en wagens konden niet alleen door de wagenmaker, maar ook door de timmerman/schrijnwerker worden uitgevoerd. Zegslieden uit de volgende plaatsen gaven dit antwoord: Nederweert (L 288), Helden (L 291), Heythuysen (L 292), Bocholt (L 317), Horn (L 325), Bree (L 360), Gerdingen (L 360a), Gruitrode (L 366), Kessenich (L 370), Maasbracht (L 377), Montfort (L 382), Meeswijk (L 424), Stein (Q 15), Geleen (Q 21), Schinnen ( 32), Nuth (Q 36), Amby (Q 102), Berg en Terblijt (Q 103), Margraten (Q 192) en Vijlen (Q 208). Defecte metalen onderdelen van karren en wagens werden doorgaans door de plaatselijke smid hersteld. Dit was het geval in: Blerick (L 269), Houtblerick (L 269a), Tegelen (L 270), Venlo (L 271), Helden (L 291), Heythuysen (L 292), Urmond (Q 14), Stein (Q 15), Schinveld (Q 30), Brunssum (Q 35), Maastricht (Q 95), Sibbe (Q 101a), Amby (Q 102) en Wittem (Q 204). In Waubach (Q 117a) werd dit werk door een bankwerker gedaan. Die noemde men schlosser (šlø̜sǝr). Zie ook het lemma ɛkoudsmidɛ in wld II.11, pag. 2.' [N G, 1a; N G, 2; Lu 5, 18a-b; A 27, 18a-b; RND 77; L 34, 18; monogr.]
II-12
|
17943 |
waggelen |
strompelen:
strompele (L269p Blerick),
strómpele (L269p Blerick),
waggelen:
wachele (L269p Blerick),
waggele (L269p Blerick, ...
L269p Blerick,
L269p Blerick),
wankelend lopen:
wankelend laope (L269p Blerick)
|
lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)] || lopen: onvast, wankelend lopen [stroemele, striemele, strampele] [N 10 (1961)] || slingerend lopen [N 38 (1971)]
III-1-2
|
21162 |
wagon |
spoorwagen:
spaorwage (L269p Blerick),
wagon (<eng.):
wagon (L269p Blerick),
wagón (L269p Blerick)
|
een spoorwagen [wagon, cabine] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
25214 |
wak in het ijs |
bijt:
biet (L269p Blerick),
gat:
gaat (L269p Blerick),
gloom:
gloom (L269p Blerick),
wak:
ein wak (L269p Blerick, ...
L269p Blerick),
wak (L269p Blerick)
|
gat in het ijs, dat erin gehakt is [DC 44 (1969)] || gat in het ijs, waar het water niet bevroren is [DC 44 (1969)] || wak (in het ijs) [SGV (1914)]
III-4-4
|
17845 |
wakker |
wakker:
wakker (L269p Blerick, ...
L269p Blerick)
|
Wakker: niet slapend (wakker, snuig). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
22685 |
waldhoorn |
hoorn:
horen (L269p Blerick),
toet:
tūt (L269p Blerick),
waldhoorn:
walthōͅrə (L269p Blerick)
|
Een muziekinstrument van opgerolde schors [toethoren, schalmei, waldhoren, fop, neppen, schermenei]. [N 90 (1982)] || Het blaasinstrument zonder ventielen, met een zachte toon [hoorn, waldhoorn]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
19477 |
walm |
blaak:
blaok (L269p Blerick),
kwalm:
kwalm (L269p Blerick, ...
L269p Blerick,
L269p Blerick)
|
dikke vettige damp of rook (walm, kwalm, blaak, zwalm, galm) [N 90 (1982)]
III-2-1
|
20979 |
walnoot |
noot:
noot (L269p Blerick),
mv. neut
noot (L269p Blerick),
walnoot:
walnoot (L269p Blerick)
|
Hoe noemt men de vrucht van de walnoot of okkernoot (Juglans regia L.)? [DC 17 (1949)]
III-2-3
|
18692 |
wambuis |
vestje:
vesje (L269p Blerick),
wambuis:
wames (L269p Blerick),
wambuisje:
waemeske (L269p Blerick, ...
L269p Blerick)
|
wambuis, kort tot het middel reikend overkledingstuk [wammes, buis, buist, sent] [N 23 (1964)]
III-1-3
|