e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Blerick

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
weelde weeld: wêld (Blerick) weelde [SGV (1914)] III-3-1
weer naar het jaargetijde allerheiligenzomer: Allerheiligezomer (Blerick), kranenzomer: kranezomer (Blerick), kroenekranenzomer: Kroenekranezomer (Blerick), nazomer: Naozomer (Blerick), oktoberweer: Octoeberwaer (Blerick), stil weer: stil weer met zonnige lucht (Blerick), weer voor late kwakvorsen: wear veur late kwek vörs (Blerick) weer in bepaalde jaargetijden (bijv. [kranenzomer] (zachte nazomer), [bamisweer] (herfstweer) e.d. inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 22 (1963)] III-4-4
weerborstel weerborstel: waerborstel (Blerick), waerbörstel (Blerick), werbörstel (Blerick) valse kruin, zomaar ergens in het hoofdhaar [wersboorsel, wirborstel] [N 10 (1961)] III-1-1
weerlichten bliksemen: blikseme (Blerick), weerlichten: waer lichte (Blerick), waerlichte (Blerick), weirlichte (Blerick), wèrlichte (Blerick) bliksemen aan de horizon zodat alleen de weerschijn zichtbaar is zonder dat de donder gehoord wordt [weerlichten, heilichten] [N 81 (1980)] || bliksemen in de verte zonder dat het dondert [weerlichte] [N 06 (1960)] III-4-4
weerlichtx hels: héls (Blerick), hits: Zo wordt het ook wel genoemd.  hets (Blerick), weerlicht: waerleech (Blerick), waerleeg (Blerick), wéérlicht (Blerick), zeebrand: ziëjbrand (Blerick, ... ) bliksemen in de verte zonder dat het dondert [weerlichte] [N 06 (1960)] || weerlicht waarvan men de eigenlijke straal niet ziet, oplichtend aan de horizon [zeebrand] [N 22 (1963)] III-4-4
weersgesteldheid weer: waer (Blerick), wêr (Blerick), ps. omgespeld volgens Frings.  wēr (Blerick) weer [DC 03 (1934)], [SGV (1914)] III-4-4
weerstand biedend taai in de muil: taai in de muil (Blerick) Hard in de bek, minder gevoelig voor de toom. Het paard verzet zich tegen het trekken, vooral bij het begin van een nieuw of lang niet gedaan werk, of als het hard moet trekken. [N 8, 64e] I-9
weerwolf weerwolf: wêrwoef (Blerick) weerwolf [SGV (1914)] III-3-3
wees wees: wees (Blerick) wees [SGV (1914)] III-2-2
weg weg: wɛx (Blerick) weg [RND] III-3-1