22858 |
kraaltjes |
kraaltjes:
krɛləkəs (L215p Blitterswijck)
|
kraaltjes [RND]
III-3-2
|
20139 |
kraambed |
kinderbed:
kīēnderbed (L215p Blitterswijck)
|
kraambed
III-2-2
|
24196 |
kraanvogel |
kroenekraan:
kroenekraan (L215p Blitterswijck),
kroeënekraan (L215p Blitterswijck)
|
kraanvogel [SGV (1914)]
III-4-1
|
17918 |
krabben |
kratsen:
kratse (L215p Blitterswijck)
|
krabben [SGV (1914)]
III-1-2
|
25404 |
krabber |
schrabber:
schrabber (L215p Blitterswijck)
|
Een meestal kegelvormig metalen werktuig met scherpe onderrand waarmee men de geweekte varkensharen verwijdert. Aan de bovenkant van de krabber bevindt zich een haak waarmee men de na het krabben achtergebleven lange haren uittrekt of de nagels afrukt. Omdat men een krabber vaak zelf maakt of laat maken van restanten van ander, niet meer bruikbaar gereedschap (bv. het blad van een schoffel) komen allerlei vormen voor. Voor het mes waarmee men de geweekte ha-ren en opperhuid van het varken verwijdert zie men het lemma ''mes''. Zie afb. 6. [N 28, 28a; N 28, 36; monogr.]
II-1
|
32072 |
kram |
sloop:
slȳǝp (L215p Blitterswijck)
|
U-vormig gebogen ijzerdraad die aan beide einden van een punt is voorzien. [N 54, 18; monogr.]
II-12
|
21340 |
kramer |
kramer:
krèmmer (L215p Blitterswijck)
|
kramer [SGV (1914)]
III-3-1
|
21342 |
krant |
gazet (<fr.):
weinig
gezet (L215p Blitterswijck),
krant:
krant (L215p Blitterswijck)
|
krant [SGV (1914)]
III-3-1
|
25034 |
krassen |
schramen:
schrö-me (L215p Blitterswijck)
|
krassen [SGV (1914)]
III-4-4
|
21031 |
kreeft |
kreeft:
krift (L215p Blitterswijck),
ee zweemt naar i
krĕĕft (L215p Blitterswijck)
|
kreeft [SGV (1914)]
III-2-3
|