24645 |
lange dunne boom |
uitdunsel:
uitgedunde slieten uit het bos
ütdunsel (L215p Blitterswijck)
|
slieten
III-4-3
|
19599 |
lantaarn |
lantaarn:
lantêr (L215p Blitterswijck),
lucht:
leucht (L215p Blitterswijck),
lø̄xt (L215p Blitterswijck)
|
lantaarn [SGV (1914)]
III-2-1
|
24420 |
larve van de libel |
sprokkel:
sprokkel (L215p Blitterswijck)
|
larve vd libel
III-4-2
|
18999 |
lasteren |
derdoor halen:
der deur ha-le (L215p Blitterswijck)
|
laster [SGV (1914)]
III-1-4
|
19297 |
lastig (werken) |
lastig:
laastig (L215p Blitterswijck)
|
lastig [SGV (1914)]
III-1-4
|
31724 |
lat |
lat:
lat (L215p Blitterswijck)
|
In het algemeen een gezaagde strook hout met geringe breedte en dikte. [N 50, 73e; N 50, 74a; monogr.]
II-12
|
17814 |
laten |
laten:
loate (L215p Blitterswijck)
|
laten [SGV (1914)]
III-1-2
|
33384 |
latierboom |
box (e.):
bǫks (L215p Blitterswijck)
|
Een horizontale balk die twee paarden van elkaar scheidt, meestal hangend aan kettingen, ook wel vast verbonden. In plaats van een hangende balk kan er ook een eenvoudige en niet al te hoge tussenwand zijn. Met een box is een afgeschutte ruimte voor één paard bedoeld; de tussenwand maakt dan deel uit van de box. [N 5A, 59d; monogr.]
I-6
|
25036 |
lawaai maken |
donderjagen:
donder-ja-ge (L215p Blitterswijck),
duveljagen:
duvel-jage (L215p Blitterswijck),
spektakel maken:
spek-ta-kel ma-ke (L215p Blitterswijck)
|
lawaai maken [SGV (1914)]
III-4-4
|
25035 |
lawaai, herrie |
spektakel:
spek-ta-kel (L215p Blitterswijck)
|
lawaai [SGV (1914)]
III-4-4
|