e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Blitterswijck

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lange dunne boom uitdunsel: uitgedunde slieten uit het bos  ütdunsel (Blitterswijck) slieten III-4-3
lantaarn lantaarn: lantêr (Blitterswijck), lucht: leucht (Blitterswijck), lø&#x0304xt (Blitterswijck) lantaarn [SGV (1914)] III-2-1
larve van de libel sprokkel: sprokkel (Blitterswijck) larve vd libel III-4-2
lasteren derdoor halen: der deur ha-le (Blitterswijck) laster [SGV (1914)] III-1-4
lastig (werken) lastig: laastig (Blitterswijck) lastig [SGV (1914)] III-1-4
lat lat: lat (Blitterswijck) In het algemeen een gezaagde strook hout met geringe breedte en dikte. [N 50, 73e; N 50, 74a; monogr.] II-12
laten laten: loate (Blitterswijck) laten [SGV (1914)] III-1-2
latierboom box (e.): bǫks (Blitterswijck) Een horizontale balk die twee paarden van elkaar scheidt, meestal hangend aan kettingen, ook wel vast verbonden. In plaats van een hangende balk kan er ook een eenvoudige en niet al te hoge tussenwand zijn. Met een box is een afgeschutte ruimte voor één paard bedoeld; de tussenwand maakt dan deel uit van de box. [N 5A, 59d; monogr.] I-6
lawaai maken donderjagen: donder-ja-ge (Blitterswijck), duveljagen: duvel-jage (Blitterswijck), spektakel maken: spek-ta-kel ma-ke (Blitterswijck) lawaai maken [SGV (1914)] III-4-4
lawaai, herrie spektakel: spek-ta-kel (Blitterswijck) lawaai [SGV (1914)] III-4-4