e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Blitterswijck

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
meikever meikegel: meikègel (Blitterswijck), meik?gel zegt men tegen het rozenkevertje  meikègel (Blitterswijck) meikever [SGV (1914)] III-4-2
meisje deern: den (Blitterswijck), dèn (Blitterswijck), dolletje: dölleke (Blitterswijck), maagdje: megje (Blitterswijck), mègje (Blitterswijck), meidje: madje (Blitterswijck) meisje [SGV (1914)] III-2-2
melde schietmelde: schietmelde (Blitterswijck), onkruid  schietmelde (Blitterswijck, ... ) melde || melde, onkruid III-4-3
melganzevoet schietmelde: sxitmęldǝ (Blitterswijck) Chenopodium album L. Zeer algemeen voorkomend onkruid op braakliggend land en bouwland, vooral bij sterke bemesting, en met name ook waar pulpkuilen gestaan hebben. Het heeft witte bloemtrosjes, die van juli tot de herfst bloeien, en bladeren die van boven dof en van onder wit-melig zijn. De hoogte varieert van 15 tot 120 cm. [JG 1a, 1b; A 60A, 83; monogr.] I-5
melk melk: męlǝk (Blitterswijck), romen: roǝmǝ (Blitterswijck), ruǝmǝ (Blitterswijck), rōmǝ (Blitterswijck) De hoofdzakelijk uit water, eiwit, vet en melksuiker bestaande witte vloeistof die door het vrouwelijk rund wordt afgescheiden. Op de kaart is het woordtype melk niet opgenomen. [A3, 3; A 11, 1c; A 17, 17; A 7, 14; RND 40; RND 127; S 23; JG 1a, 1b, 2c; L 1a-m; L 4, 3; L 29, 5; NE 3, V 6n; Vld.; Gwn 10, 1; monogr.] I-11
melk zeven zijen: zęi̯ǝ (Blitterswijck) De melk door een doek, zeef of filter laten vloeien om de melk te zuiveren van onbruikbare of verontreinigende stoffen of bestanddelen. [S 46; Wi 30; monogr.; add. uit N 12, L 324] I-11
melkboer melkboer: mɛləgbuər (Blitterswijck) melkboer [RND] III-3-1
melkkannetje melkschenker: mɛlksxēŋkər (Blitterswijck) kannetje om melk te schenken III-2-1
melkzeef melkzij: mɛlkzei̯ (Blitterswijck) Voorwerp waarmee men melk zeeft. Het is een soort vergiet met als bodem een doek. De melk wordt uit de melkemmer via deze melkzeef in de melkbus gegoten. Hierdoor blijven grove verontreinigingen achter. Zie afbeelding 11. [A 18, 11a; L 48, 35.Ia; Lu 2, 35.Ia; Gwn 8, 6; JG 1d; monogr.] I-11
menen menen: meine (Blitterswijck) menen III-1-4