24331 |
meikever |
meikegel:
meikègel (L215p Blitterswijck),
meik?gel zegt men tegen het rozenkevertje
meikègel (L215p Blitterswijck)
|
meikever [SGV (1914)]
III-4-2
|
20309 |
meisje |
deern:
den (L215p Blitterswijck),
dèn (L215p Blitterswijck),
dolletje:
dölleke (L215p Blitterswijck),
maagdje:
megje (L215p Blitterswijck),
mègje (L215p Blitterswijck),
meidje:
madje (L215p Blitterswijck)
|
meisje [SGV (1914)]
III-2-2
|
24543 |
melde |
schietmelde:
schietmelde (L215p Blitterswijck),
onkruid
schietmelde (L215p Blitterswijck, ...
L215p Blitterswijck,
L215p Blitterswijck,
L215p Blitterswijck,
L215p Blitterswijck,
L215p Blitterswijck)
|
melde || melde, onkruid
III-4-3
|
33294 |
melganzevoet |
schietmelde:
sxitmęldǝ (L215p Blitterswijck)
|
Chenopodium album L. Zeer algemeen voorkomend onkruid op braakliggend land en bouwland, vooral bij sterke bemesting, en met name ook waar pulpkuilen gestaan hebben. Het heeft witte bloemtrosjes, die van juli tot de herfst bloeien, en bladeren die van boven dof en van onder wit-melig zijn. De hoogte varieert van 15 tot 120 cm. [JG 1a, 1b; A 60A, 83; monogr.]
I-5
|
34237 |
melk |
melk:
męlǝk (L215p Blitterswijck),
romen:
roǝmǝ (L215p Blitterswijck),
ruǝmǝ (L215p Blitterswijck),
rōmǝ (L215p Blitterswijck)
|
De hoofdzakelijk uit water, eiwit, vet en melksuiker bestaande witte vloeistof die door het vrouwelijk rund wordt afgescheiden. Op de kaart is het woordtype melk niet opgenomen. [A3, 3; A 11, 1c; A 17, 17; A 7, 14; RND 40; RND 127; S 23; JG 1a, 1b, 2c; L 1a-m; L 4, 3; L 29, 5; NE 3, V 6n; Vld.; Gwn 10, 1; monogr.]
I-11
|
34241 |
melk zeven |
zijen:
zęi̯ǝ (L215p Blitterswijck)
|
De melk door een doek, zeef of filter laten vloeien om de melk te zuiveren van onbruikbare of verontreinigende stoffen of bestanddelen. [S 46; Wi 30; monogr.; add. uit N 12, L 324]
I-11
|
21288 |
melkboer |
melkboer:
mɛləgbuər (L215p Blitterswijck)
|
melkboer [RND]
III-3-1
|
19514 |
melkkannetje |
melkschenker:
mɛlksxēŋkər (L215p Blitterswijck)
|
kannetje om melk te schenken
III-2-1
|
19930 |
melkzeef |
melkzij:
mɛlkzei̯ (L215p Blitterswijck)
|
Voorwerp waarmee men melk zeeft. Het is een soort vergiet met als bodem een doek. De melk wordt uit de melkemmer via deze melkzeef in de melkbus gegoten. Hierdoor blijven grove verontreinigingen achter. Zie afbeelding 11. [A 18, 11a; L 48, 35.Ia; Lu 2, 35.Ia; Gwn 8, 6; JG 1d; monogr.]
I-11
|
19137 |
menen |
menen:
meine (L215p Blitterswijck)
|
menen
III-1-4
|