e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Blitterswijck

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pasgeboren kalf melkmuk: mɛlkmø̜k (Blitterswijck) [N 3A, 15 en 20; N C, 6; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
pastoor pastoor (<lat.): pəstu:r (Blitterswijck) pastoor [RND] III-3-3
pastoorsstuk proef: prūf (Blitterswijck) Het stuk vlees dat de pastoor krijgt. Dat is geen bepaald stuk, meestal is het het beste van de slacht. Het stuk krijgt vaak de normale slachtersbenaming. In dit lemma worden deze normale slachtersbenamingen voor de diverse stukken vlees weggelaten. Zij worden opgenomen in deel III van het woordenboek bij het onderdeel: ''Producten van de slacht''. [N 28, 103; monogr.] II-1
pastorie pastorie: pastereej (Blitterswijck) pastorie [SGV (1914)] III-3-3
pater pater (lat.): poͅ.tər (Blitterswijck) pater [RND] III-3-3
patrijs patrijs: patrīēs (Blitterswijck) patrijs III-4-1
paus paus: pous (Blitterswijck) paus [SGV (1914)] III-3-3
peer, soorten keutelpeer: keutelpèèr (Blitterswijck), peer: pèèr (Blitterswijck), stoofpeer: stòòfpèèr (Blitterswijck) peer || peer, soort || stoofpeer I-7
peetoom peter: pèter (Blitterswijck), peteroom: pètero-a-me (Blitterswijck) peetoom [SGV (1914)] || peter bij het doopsel III-2-2
peettante geul: gööl (Blitterswijck), meter: mèter (Blitterswijck) meter bij doopsel || meter bij het doopsel III-2-2