19073 |
smeken |
bidden:
bê-je (L215p Blitterswijck, ...
L215p Blitterswijck)
|
smeeken [SGV (1914)]
III-1-4, III-3-1
|
24886 |
smele |
smele:
smēl (L215p Blitterswijck)
|
Deschampsia Beauv. In het gebied van het WLD komen van deze grassoort met wijduitstaande aren twee soorten vrij algemeen voor: de ruwe smele (Deschampsia cespitosa (L.) Beauv.) en de hierbij afgebeelde bochtige smele (Deschampsia flexuosa (L.) Trin.) De eerste komt in pollen voor op vochtige gronden en wordt 30 tot 150 cm hoog; de tweede op droge gronden en wordt 30 tot 70 cm hoog. De benamingen slaan in sommige plaatsen speciaal op de halmen.
I-5
|
20924 |
smeren |
smeren:
smê-re (L215p Blitterswijck)
|
smeren [SGV (1914)]
III-2-3
|
19421 |
smeulen |
luiden:
løͅi̯ə (L215p Blitterswijck)
|
gloeien van brandend iets
III-2-1
|
27252 |
smid |
smid:
smet (L215p Blitterswijck
[(mv smēj)]
)
|
In het algemeen een handwerksman die metaal, meestal ijzer, met behulp van hamers en andere gereedschappen bewerkt om er werktuigen of andere voorwerpen van te vervaardigen. Doorgaans wordt het metaal voor de verwerking in de smidsvuurhaard verhit en vervolgens op het aambeeld met behulp van smeedhamers in een bepaalde vorm gesmeed. Het woordtype vlammer (Q 113) is een afleiding van het werkwoord vlammen (vlɛmǝ) dat onder meer "slaan" kan betekenen. Vgl. ook RhWb II, kol. 548 s.v. Flammer, "Schmied".' [Wi 6; S 33; L 6, 78; L 8, 99; Weijnen BN 4, 6; N 33, 1a-b; monogr.]
II-11
|
31192 |
smidse |
smis(se):
smes (L215p Blitterswijck)
|
In het algemeen de werkplaats van een smid en meer in het bijzonder de plaats waar de smidsvuurhaard is ondergebracht. Zie ook afb. 1. [N 33, 5; S 33; JG 1a; JG 1b; monogr.]
II-11
|
25137 |
sneeuwen |
sneeuwen:
sneije (L215p Blitterswijck),
sni-jje (L215p Blitterswijck)
|
sneeuwen [SGV (1914)]
III-4-4
|
25191 |
sneeuwx |
sneeuw:
snei (L215p Blitterswijck),
sni-j (L215p Blitterswijck),
snéj (L215p Blitterswijck)
|
sneeuw [RND], [SGV (1914)]
III-4-4
|
21372 |
sneuvelen |
vallen:
doar zien d?r veul ge-val-le
zie toelichting (L215p Blitterswijck)
|
sneven (sneuvelen) [SGV (1914)]
III-3-1
|
33514 |
snijbonen |
snijbonen:
sni-jboeën (L215p Blitterswijck)
|
snijboon
I-7
|