e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Blitterswijck

Overzicht

Gevonden: 2572
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
boerenzoon boerenjong: burǝjǫŋ (Blitterswijck) Bij halfersjong is de betekenis gespecificeerd: "pachterszoon". I-6
boerenzwaluw, zwaluw zwalf: zwelf (Blitterswijck, ... ) zwaluw [SGV (1914)] III-4-1
boerin boerenvrouw: burǝvrǫu̯ (Blitterswijck), boerin: dees boerin (Blitterswijck), die boerin (Blitterswijck) [L 1, a-m; S 6; Wi 18; monogr.]deze [~ boerin] [SGV (1914)] || die [~ boerin] [SGV (1914)] I-6, III-3-1
boertje, kleine boer boertje: byrkǝ (Blitterswijck), keuter: kø̜tǝr (Blitterswijck), keuterboer: kø̜tǝrbūr (Blitterswijck) Keuterboer, bewoner van een kleine boerderij; soms wordt er uitdrukkelijk bij vermeld dat het bedrijf minder dan ongeveer 3 ha telt, of dat de boer niet een volwaardig paard tot zijn beschikking heeft. Voor vatsji (hier met betekenisuitbreiding), zie het lemma "koewachter" (1.3.14). [A 30A, 3c en 3e; monogr.; add. uit Wi 2] I-6
boezeroen boezeroen: boezeroen (Blitterswijck) boezeroen [SGV (1914)] III-1-3
bokking bokkem: bøkəm (Blitterswijck) bokking III-2-3
bomgat, spongat gat: gat (Blitterswijck) De opening in de zijwand van een vat, waardoor het gevuld kan worden. Zie ook het lemma ɛspongatɛ in wld II.2, pag. 44.' [N E, 48a; N 6, 4; L 7, 28; A 36, 3a; monogr.] II-12
bonen- of erwtenstro bonenstro: boeëneströj (Blitterswijck) I-7
bont en blauw slaan blond en blauw slaan: blond ɛm blou gəslāgə (Blitterswijck) bont en blauw geslagen [RND] III-1-2
boog pijlenboog: piləmboͅ:ch (Blitterswijck) boog [RND] III-3-2