e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Blitterswijck

Overzicht

Gevonden: 2572
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gevangenis bak: Van Dale: I. bak, 9. (gemeenz.) gevangenis, nor, arrestantenhok.  bak (Blitterswijck), kast: kaast (Blitterswijck), pot: Van Dale: I. pot, 8. (mil.) (volkst.) gevangenis.  pot (Blitterswijck) gevangenis [SGV (1914)] III-3-1
gevel gevel: gēvəl (Blitterswijck) gevel III-2-1
geven geven: gève (Blitterswijck) geven [SGV (1914)] III-1-2
gevoel gevoel: gevül (Blitterswijck) gevoel III-1-4
gevoelig (zijn) gevoelig: gevulig (Blitterswijck) gevoelig [SGV (1914)] III-1-1
gewas gewas: gǝwas (Blitterswijck) Collectief voor hetgeen verbouwd of geteeld wordt op het veld. [L 1, a-m; S 20; monogr.] I-4
gewelf gewelf: gewelf (Blitterswijck), gǝwø̜lǝf (Blitterswijck), verwelfsel: vǝrwø̜lǝfsǝl (Blitterswijck) Gebogen vlak, samengesteld uit bakstenen, dat de overdekking vormt van een ruimte die wordt omsloten door muren of pijlers. Zie ook de lemmata 'Troggewelf' en 'Tongewelf'. [S 10; L 1 a-m; L 24, 12; N 79, 18; monogr.] || Het gewelf [zwerk, verwulf, verwölf?]. [N 96A (1989)] II-9, III-3-3
gewone spurrie spurrie: spø̜ri (Blitterswijck) Spergula arvensis L. Een 15 tot 40 cm hoge plant met rechtopstaande stengels en smalle, priemvormige bladeren in kransen en kleine witte bloempjes. Spurrie bloeit van juni tot september en wordt vooral op zandgronden als veevoeder gekweekt. [N Q, 2; JG 1a, 1b; L A1, 245; R 3, 28; monogr.] I-5
gewoonte gewoonte: gewoeënte (Blitterswijck) gewoonte III-1-4
gewricht gewricht: gevrĕĕcht (Blitterswijck) gewricht [SGV (1914)] III-1-1