34119 |
forsgebouwde koe |
forse koe:
fǫrsǝ ku (L317p Bocholt),
forsgebouwde koe:
fǫrsgǝbǫu̯wdǝ kǫu̯ (L317p Bocholt)
|
[N 3A, 141a]
I-11
|
21556 |
fortuin maken |
fortuin maken:
Hèi zal fortuun make (L317p Bocholt),
zich binnen maken:
Hè meukt zich binnen (L317p Bocholt)
|
Fortuin. [ZND 35 (1941)]
III-3-1
|
22880 |
fout in voetbal |
fool (<eng.):
fool (L317p Bocholt)
|
Overtreding (voetbalterm).
III-3-2
|
33528 |
framboos |
framboos:
framboês (L317p Bocholt),
hennenbeer:
hinnebeèr (L317p Bocholt),
hinnebiêre (L317p Bocholt)
|
framboos [ZND 34 (1940)]
I-7
|
24084 |
franciscaan |
bruine pater (lat.):
broene paater (L317p Bocholt)
|
Een Franciscaan of Minderbroeder [bruine pater, de Broune, Minnebroor, broene paater]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
18784 |
franje |
franjel:
fraangelen (L317p Bocholt),
fraanjelen (L317p Bocholt),
(mv)
frāŋǝlǝ (L317p Bocholt),
Spelling: <`> = sjwa.
fraang`l (L317p Bocholt)
|
bedsprei met franjes [ZND 23 (1937)] || Franje. Een randversiering bestaande uit een boordsel met een reeks afhangende draden, meestal in bundels of kwasten bijeen-gehouden [franje, franjel, fraling] [N 114 (2002)] || Hoe noemt U een randversiering bestaande uit een boordsel met een reeks afhangende draden, meestal in bundels of kwasten bijeengehouden (franje?)? [N 62 (1973)] || Randversiering bestaande uit een boordsel met een reeks afhangende draden, meestal in bundels of kwasten bijeengehouden. [N 62, 59; MW; S 9; monogr.]
II-7, III-1-3
|
21555 |
frankrijk |
frankrijk:
Vè hebben in Frankriek geziêten (L317p Bocholt)
|
Wij hebben in Frankrijk gezeten. [ZND 35 (1941)]
III-3-1
|
17598 |
fronsen |
fronselen:
frooëns`le (L317p Bocholt),
rimpelen:
rump`le (L317p Bocholt)
|
Fronsen: tot rimpels samentrekken, gezegd van wenkbrauwen en voorhoofd (fronsen, fronselen, rimpelen). [N 106 (2001)]
III-1-1
|
20586 |
fruit bewaren |
murg laten worden:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m, 38-51 de invuller geeft geen duidelijk antwoord, maar schrijft wel deze zin; de appel laoten liggen vuur ze te meuig te laote wêren.
meuig laote wêren (L317p Bocholt)
|
leggen de kinderen fruit te rijpen in verborgen hoekjes; hoe noemen zij dat: meuken of iets dergelijks? [ZND 01u (1924)]
III-2-3
|
33530 |
fruit, slechte kwaliteit |
kraatsel:
kraatsel (L317p Bocholt)
|
fruit, slecht, minderwaardig —
I-7
|