e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bocholt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
heup heup: hoep (Bocholt) de heup (zijde van het lichaam) [ZND 26 (1937)] III-1-1
heupjicht flerecijn: fleur’sieën (Bocholt), verschot: v’rsjoeët (Bocholt) Ischias: ontsteking van de heupzenuw, heupjicht (ischias, geschot, steek(te), pleurijs, flerecijn). [N 107 (2001)] III-1-2
heuvel heuvel: hȳvǝl (Bocholt), hȳǝvǝl (Bocholt), heuveltje: hø̄vǝlkǝ (Bocholt) Een kleine verhevenheid in het landschap. [L 34, 22] I-8
heuvel, kleine hoogte heuvel: eine huvel (Bocholt), huuvel (Bocholt), hy(3)̄əvəl (Bocholt), heuveltje: ein heuvelke (Bocholt), hoogte: hy(3)̄əgdə (Bocholt), waat een hoegte (Bocholt) heuvel [ZND 34 (1940)] || hoogte [ZND 01 (1922)] || wat een hoogte! [ZND 27 (1938)] III-4-4
hiel vers: vars (Bocholt) hiel (van de voet) [ZND m] III-1-1
hielstuk van een schoen vers: vars (Bocholt) hielstuk [konterfort[ [N 24 (1964)] III-1-3
hiernamaals hiernamaals: hienaomaols (Bocholt) Het hiernamaals, het namaals, het leven na dit leven. [N 96D (1989)] III-3-3
hij aardt naar zijn vader hij trekt op zijn pa: hij trekt op ziene pa (Bocholt), hij trekt op zijn vader: hé treekt op zie vader (Bocholt) naar zijn vader aarden; hij aardt naar zijn vader [ZND 19 (1936)] III-2-2
hijgen gijgen: gīgən (Bocholt), kuimen: kymǝ (Bocholt) [JG 1a, 1b]hijgen (naar adem) [ZND m] I-11, III-1-2
hijgen naar adem, reutelen de reutel in de keel hebben: hei heit de reetel inne keil (Bocholt), snakken: hè snakt (Bocholt) Hoe zegt men van een stervende, die naar adem hijgt of reutelt? [ZND 41 (1943)] III-2-2