18350 |
hoge schoen met elastieken tussenstukken |
botje:
[sic]
boͅtəkəs (L317p Bocholt)
|
schoenen, hoge ~ met elastieken tussenstukken in de schacht [boddekeens] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18349 |
hoge waterdichte schoen |
sneeuwschoen:
snīšoon (L317p Bocholt)
|
schoenen, hoge waterdichte ~ met waterkap [snöwschoen, tongschoen] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
33073 |
hok opbinden |
binden:
benǝ (L317p Bocholt)
|
Het leggen van een band om de koppen van de schoven als deze in een hok bijeengezet worden. Het voorwerp van het werkwoord is steeds "hok, stuik". De volgorde van de varianten van het type binden is zoals in het lemma ''schoven binden'' (4.6.2). [N 15, 33; monogr.]
I-4
|
24324 |
hommel |
hommel:
ook in ZND 01, a-m
hommel (L317p Bocholt)
|
hommel [ZND 27 (1938)]
III-4-2
|
19784 |
hond |
hond:
ho.nt (L317p Bocholt),
hond (L317p Bocholt, ...
L317p Bocholt,
L317p Bocholt),
hoͅnt (L317p Bocholt)
|
hond [Goossens 1b (1960)], [ZND 01 (1922)], [ZND 08 (1925)], [ZND 21 (1936)], [ZND m]
III-2-1
|
19782 |
hondenhok |
hondkooi:
hòndkuuj (L317p Bocholt),
hondshok:
hoͅnshoͅk (L317p Bocholt),
hondskooi:
hoͅnskūi̯ (L317p Bocholt, ...
L317p Bocholt),
hoͅnskūəi̯ (L317p Bocholt),
hòndskuuj (L317p Bocholt)
|
hondenhok [ZND 38 (1942)]
III-2-1
|
21622 |
honderd frank |
honderd frank:
ps. omgespeld volgens Frings.
hōndərt fraŋ (L317p Bocholt),
ps. omgespeld volgens Frings. Onder de a (van "fra]") staat nog een rondje; dit heb ik niet meegenomen in de omspelling. Misschien bedoelt invuller een "a met een rondje erboven"(en dus omgespeld: a)?
hoͅ(ə)ndərt fraŋ (L317p Bocholt)
|
100 franc, een ~ (wit metaal) [N 21 (1963)]
III-3-1
|
20614 |
honger hebben |
honger hebben:
hōͅŋər heͅbə (L317p Bocholt)
|
honger hebben [schrok hebbe] [N 10 (1961)]
III-2-3
|
20623 |
hongerig |
uitgehongerd:
ūtgəhoͅŋərt (L317p Bocholt)
|
hongerig [greeg] [N 10 (1961)]
III-2-3
|
21043 |
honing |
honing:
huneŋ (L317p Bocholt),
hø̜ǝneŋ (L317p Bocholt),
hū.ǝneŋ (L317p Bocholt),
hūjǝ.neŋ (L317p Bocholt),
hūǝnīŋ (L317p Bocholt)
|
Produkt door de bijen uit bloemvocht of nectar bereid en afgezet in de cellen van de raten. Honing is een zoete stof die door mensen als voedingsmiddel wordt gebruikt. [N 63, 43b; N 63, 111; L 1a-m; L 35, 105; S 14; S 38, JG 1a+1b; JG 2b-5; Ge 37, 128; A 9, 8; monogr.]
II-6
|