e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bocholt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kloosterorde orde: ein streng orde (Bocholt) Een strenge orde (kloosterorde geef aan of het woord mannelijk, vrouwelijk of onzijdig is. [ZND 40 (1942)] III-3-3
klopper, garde kwispel: kwispel (Bocholt) een uit ontschorste tenen van berkenhout bijeengebonden soort borstel om in deeg, stijfsel enz. te roeren III-2-1
kloven schronden: šroͅnə (Bocholt) kloven in de hand [kloove, klieve, sprunge, kreewe] [N 10 (1961)] III-1-2
klucht klucht: klocht (Bocholt) een kort toneelstuk waarin een komisch geval uit het dagelijks leven op grappige wijze wordt behandeld [klucht, knod, stop, grauw] [N 112 (2006)] III-3-2
kluit ei: eier (Bocholt), kluit: kluten (Bocholt) bollen die gevormd worden uit kolengruis, leem en water [ZND 36 (1941)] III-2-1
kluizenaar kluizenaar: kluuzenèir (Bocholt) Een man die in een eenzame woning afgezonderd leeft van de wereld, kluizenaar [(h)er(r)emiet]. [N 96D (1989)] III-3-3
kluizenaarswoning kluis: kloes (Bocholt) De woning van zon kluizenaar [kloes]. [N 96D (1989)] III-3-3
knabbelen knabbelen: knauwələ (Bocholt), moffelen: mofələ (Bocholt) knabbelen [knibbele] [N 10 (1961)] III-2-3
kneu heiknijper: heikn-jper (Bocholt), heivink: heivink (Bocholt) kneu [ZND 43 (1943)] III-4-1
kneuzen blutsen: blutsen (Bocholt) blutsen, kneuzen (van appelen): de appelen niet blutsen [ZND 21 (1936)] III-2-3