id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
23580 | kyrie eleison | kyrie: kyriejee (Bocholt) | Het "vaste gezang"aan het begin van de mis, het "Kyrie eleison". [N 96B (1989)] III-3-3 |
33324 | l-vormige hoeve | hoekhuis: hokhūs (Bocholt) | Navraag of er verschil in benaming was tussen een L-vormig bouwwerk waarvan de korte poot wordt gevormd hetzij door het woonhuis, hetzij door een schuur of stal, leverde geen nieuwe termen op. Zie kaart 4, het Ten Geleide van deze aflevering en afbeelding 3. [N 4A, 1b en 2c] I-6 |
24925 | laag grond | laag: (als zelfst. nw.). loag (Bocholt) | laag (subst.) III-4-4 |
33081 | laag schoven op de wagen | laag: lǭx (Bocholt) | Zie de toelichting bij het lemma ''tasser op de wagen'' (5.1.5). Voorkop is de laag op de naar voren uitstekende ladder boven het paard. [N 15, 42; JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.] I-4 |
33659 | laaggelegen weidegrond | broek: brōk (Bocholt), brōǝk (Bocholt) | Laaggelegen, vaak natte weidegrond, die men meestal gebruikt om te hooien. Vergelijk ook lemma 1.3.3 ɛbeemdɛ.' [N 14, 52; N P, 5; JG, 1a, 1b; S 5; A 10, 4; RND 20; L 19b, 2aI; Vld.; monogr.] I-8 |
33649 | laagliggende akker | lage grond: liǝgǝ grōnt (Bocholt) | Een aantal woordtypen duiden niet zozeer op een afgebakend perceel, een akker, maar meer algemeen op laagliggende grond. [N 11, 2b] I-8 |
33650 | laagte in een akker | zonk: zōŋk (Bocholt) | Laagte of kuil waar de grond steeds vochtig blijft of waar water blijft staan. [N 11, 3a, N 11, add.; Vld.; monogr.] I-8 |
18215 | laars (alg.) | bot: bot (Bocholt), botten (Bocholt), boͅt (Bocholt), -> ei paar botten. bot (Bocholt), stevel: stievels (Bocholt), -> e paar steevels. steevel (Bocholt) | laars [bot, steevel, buus, kamasj] [N 24 (1964)] || Laars, een paar laarzen (hoge laars met schoen eraan vast) [ZND 37 (1941)] III-1-3 |
18359 | laars met sluitriempje | rijbot: rīboͅtə (Bocholt) | laars waarvan de schacht aan de bovenkant van een verstelbaar sluitriempje is voorzien [rijlaars] [N 24 (1964)] III-1-3 |
18301 | laars tot of boven de knie | stevel: stīpəl (Bocholt) | laars waarbij de schacht het hele onderbeen bedekt [kapleers, kapsjtievel, kamasj] [N 24 (1964)] III-1-3 |