18377 |
lage klomp? |
schippersklomp:
šepərskloomp (L317p Bocholt)
|
klomp, lage open ~ met een riem over de wreef [N 24 (1964)]
III-1-3
|
19769 |
laken |
laken:
laken (L317p Bocholt)
|
Effen of met keperbinding geweven wollen stof, die door volling zulk een dichtheid heeft verkregen, dat men van draden vrijwel niets kan zien, zodat de oppervlakte zich viltachtig voordoet. [N 62, 75f; N 59, 201; MW]
II-7
|
18351 |
lakschoen |
gelakkeerde schoen:
gəlakeͅirdə šoon (L317p Bocholt)
|
lakschoenen [gelakkerde sjeun] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18147 |
lam |
lam:
lam (L317p Bocholt),
lamp (L317p Bocholt),
lā.mp (L317p Bocholt),
schaapje:
šø̜pkǝ (L317p Bocholt)
|
Jong van het schaap in het algemeen. Zie afbeelding 5. [N 70, 3; R 3, 36; S 20; Wi 5; Wi 12; L 20, 22c; L 6, 25; L 1a-m; JG 1a, 1b; AGV, m 3; A 2, 45; A 2, 1; A 4, 22c; Vld.; monogr.]
I-12
|
34412 |
lammeren |
lammen:
lamǝ (L317p Bocholt, ...
L317p Bocholt)
|
Jongen ter wereld brengen, gezegd van het vrouwelijk schaap. [N 19, 67; JG 1a, 1b; L 29, 32; L 1a-m; N C, add.; Vld.; monogr.]
I-12
|
20669 |
lammetjespap |
boekweitsmeelpap:
Syst. Frings
bō(ə)gəsmɛ̄lpap (L317p Bocholt)
|
Pap van boekweitmeel (lemmekespap?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
34586 |
lamoen |
disselraam:
dīsǝlrām (L317p Bocholt)
|
Het voorstel in z''n geheel: de twee berries en de verbindingsscheien. De benaming voor het lamoen komt voornamelijk voor in het zuidoosten van Belgisch Limburg en in het zuiden van Nederlands Limburg. [N 17, 50b + 90; N G, 54b + 56h + 64a; JG 1a; JG 1b; JG 1d; JG 2c; L 32, 63; L 34, 10; A 27, 20; Lu 5, 20]
I-13
|
19584 |
lamp |
lucht:
vr.
løxt (L317p Bocholt)
|
lamp/ luchter; inventarisatie soorten en gebruiksmogelijkheden; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
19485 |
lampenpit |
wiek:
week (L317p Bocholt),
wē(ə)k (L317p Bocholt),
wēk (L317p Bocholt, ...
L317p Bocholt,
L317p Bocholt)
|
De katoenen lampenpit in een petroleumlamp of in een kaars || De lampepit (ook wiek geheeten; Fr. mèche) [ZND 17 (1935)] || lampepit [ZND 01 (1922)] || lampepit van katoen in een petroleumlamp (limet, lemmet, lemment, lemmert) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
18164 |
lancet |
scherp mesje:
sjerp meske (L317p Bocholt)
|
Lancet: plat mesje met fijne punt en zeer scherpe snede, in de chirurgie gebruikt (vlim, lancet, scherp mesje). [N 107 (2001)]
III-1-2
|