25652 |
omkeren |
kappen:
kapǝ (L317p Bocholt)
|
Kadetjes of andere broodjes omdraaien tijdens de rijsperiode. De informant van L 312 merkt op dat "kappen" is een gleuf maken in de kadetjes. [N 29, 96a; monogr.]
II-1
|
29056 |
omslag |
omslag:
omslāx (L317p Bocholt)
|
Omslag in het algemeen. Boord of rand, doorgaans van verschillende stof of kleur, of met borduurwerk voorzien, welke aan de hals, de mouwen enz. van kledingstukken bevestigd is en bestemd is om omgeslagen of omgevouwen te worden. [N 62, 34e; MW]
II-7
|
18429 |
omslag [wld ii.7, p.82] |
mouwomslag:
moew-omslaag (L317p Bocholt)
|
Hoe noemt U de omslag? [N 62 (1973)]
III-1-3
|
18188 |
omslagdoek (alg.) |
plag:
plak (L317p Bocholt),
plaggetje:
plekske (L317p Bocholt)
|
schouderdoek, wollen ~ of omslagdoek, soms ook wel over het hoofd gedragen [neus-, nuisdook, nuizek, nuzzing, plak, plaggen, sjelon, falie] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18708 |
omslagdoek onder mantel of jak |
sjaal:
sjaal (L317p Bocholt)
|
omslagdoek die onder mantel of jak wordt gedragen [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18715 |
omslagdoek over mantel of jak |
sjarp:
sjarep (L317p Bocholt)
|
omslagdoek die over mantel of jak wordt gedragen [N 23 (1964)]
III-1-3
|
34211 |
omweiden |
omzetten:
ǫmzɛtǝ (L317p Bocholt)
|
Het geregeld verplaatsen van vee. [N 3A, 11; monogr.]
I-11
|
25685 |
omzetten |
omzetten:
omzętǝ (L317p Bocholt)
|
Het met de graanschop omkeren van het op de graanzolder uitgespreide graan. [JG 1a, 1b, 2c]
I-4
|
21441 |
onbetrouwbare koopman |
jood:
ps. omgespeld volgens Frings.
jū(ə)t (L317p Bocholt),
kramer:
ps. omgespeld volgens Frings.
kri~ʔmər (L317p Bocholt),
voddenvent:
ps. omgespeld volgens Frings.
voͅdəveͅnt (L317p Bocholt)
|
Inventarisatie uitdrukkingen voor: scheldwoorden of misprijzende woorden kent uw dialect voor een weinig koopkrachtig en onbetrouwbaar koopman [kremmer, toesser, ruilebuiter, voorsnijer?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
25149 |
onbewolkt |
klaar:
klaar (L317p Bocholt)
|
klaar, helder [ZND 19A (1936)]
III-4-4
|