e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bocholt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
oude man auwel: vgl. Bocholt Wb. (pag. 18): auwlmenke, dwerg, kabouter.  auwel (Bocholt), oud mens: eine auwe mins (Bocholt), oude: auwe (Bocholt, ... ) iemand van oudere leeftijd ( oude man, oude vrouw, oude van dagen) [N 102 (1998)] || oude || oude man [N 102 (1998)] III-2-2, III-3-1
oude mens oude mens: auwe mins (Bocholt) oude man [N 102 (1998)] III-3-1
oude versleten hoed slappe hoed: slapə hōt (Bocholt) hoed, oude versleten of ontredderde ~ [loesj, sjaphoed] [N 25 (1964)] III-1-3
oude vrouw auwel: vgl. Bocholt Wb. (pag. 18): auwlmenke, dwerg, kabouter.  auwel (Bocholt), mo: iets platter  mo (Bocholt), oude vrouw: auw vrou (Bocholt), ein aow vrou (Bocholt) benaming en aanspreking van een goedaardige en wat oudere vrouw || iemand van oudere leeftijd ( oude man, oude vrouw, oude van dagen) [N 102 (1998)] || oude vrouw [N 102 (1998)] III-2-2, III-3-1
oudejaarsavond van oud in het nieuw: van aud int noew (Bocholt) Oudejaarsavond. III-3-2
ouden van dagen oude mensen: auw minse (Bocholt), auw minsen (Bocholt), auw minseŋ (Bocholt), ouden: auw (Bocholt), ouderen: auwere (Bocholt) oude man [N 102 (1998)] || oude vrouw [N 102 (1998)] || ouden van dagen [N 102 (1998)] III-3-1
ouders ouders: auwer (Bocholt), auwərs (Bocholt), znd 44, 27;  auwers (Bocholt) ouders [ZND 11 (1925)] || ouders; waar ligt het land van uw ouders? [ZND 44 (1946)] || één van de ouders III-2-2
oven waarbij men in dezelfde ruimte stookt en bakt houtoven: hǫwtūvǝ (Bocholt) De woordtypen "bakhuis", "burenoven", "veldoven", "ovenschap", "leemoven", "boerenoven" duiden op een oven in een bakhuis of op het bakhuis zelf. Moderner van vorm zijn de königswinteroven, ijzeren oven, kookoven, oliestookoven, heteluchtoven. De respondent van L 291 merkt op dat de königswinteroven in gebruik kwam vanaf 1915. [N 29, 1b; monogr.] II-1
ovendeur ovendeur: hūvedȳr (Bocholt) Het deurtje kan van ijzer zijn of van hout. De houten vormen zijn in de regel ouder. De informant van L 289b zegt dat deze sluiting een plank met een natte zak kan zijn die met een lat of paal tegen de opening van de oven wordt gezet. De woordtypen "stop", "stopsel", "ovenstopsel" wijzen heel waarschijnlijk op een bepaalde vorm vaan dichten. Zo vermeldt Weyns (blz. 27) dat in Oost-Vlaanderen de deur hier en daar een houten blok, 15 cm dik, is dat, voor de gevulde oven geplaatst, met leem, modder, soms zelfs met koedrek gemengd met aarde, wordt dichtgesmeerd. [N 29, 2b; N 29, 2a; OB 2, 3b; OB 2, 3a; monogr.] II-1
ovengewelf vuurstenen: vø̄rstē̜n (Bocholt) De gewoonlijk in baksteen gemetselde wand die de binnenruimte van een oven afsluit. De toekomstige ovenholte wordt doorgaans eerst gevuld met zand, ook eens met turf en bovenop wat zand (Weyns blz. 24). Op de hoogte van het welfsel of de hemel moet men goed letten. Hij moet de vorm hebben van een half ei. Een te hoge hemel moet heter worden gestookt om goed te bakken; bij een te lage hemel zal het brood gemakkelijker verbranden. De antwoorden vallen in verschillende categorieën uiteen. De ene categorie geeft de hele bakruimte aan of de zijwand(en). Een tweede categorie duidt meer op de bovenkant van de oven, het gewelfde, terwijl een derde groep opgaven aangeeft van welke steensoort de muren gemaakt zijn. Vergelijk voor die laatste categorie het lemma ''steensoort die bij het bouwen van de oven is gebruikt''. Ten aanzien van het woordtype "vuring" zij opgemerkt dat de "vuring" in de steenbakkerij de brandmuur of afscheidingsmuur tussen de kamers in de vlamoven is (z. wbd ii afl. 1 blz. 66).' [N 29, 3; OB 2, 3b; monogr.] II-1