e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bocholt

Overzicht

Gevonden: 5095

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
aanmelken aanmelken: anmɛlkǝ (Bocholt) Het maken van de eerste melkbewegingen bij een vaars die pas gekalfd heeft, gezegd van de boer. [N 3A, 61] I-11
aanmeten (de) maat pakken: mǭt pakǝ (Bocholt) Het nemen van de voor een kledingstuk vereiste maten. Bij de heren neemt men de maat van de rughoogte, taillelengte, gehele lengte van het kledingstuk, (halve) rugbreedte, ellebooglengte, mouwlengte, borstbreedte, bovenwijdte, taillewijdte, zitwijdte, armsgatdiepte, verhoudingsmaat, schouderhoogte, korte schouderhoogte, avancement, buikvoorsprong, lendebreedte; opening, lengte en zijlengte van het vest; knielengte, zijlengte, tussenbeenlengste, bandwijdte, zitwijdte, kniewijdte en voetwijdte van de broek (Papenhuyzen II, pag. 5 e.v.). Bij de dames neemt men de maat van de rughoogte, taillelengte, gehele lengte (halve) rugbreedte, ellebooglengte, mouwlengte, borstbreedte, eerste bovenwijdte, tweede bovenwijdte, taillewijdte, heupwijdte, armsgatdiepte, bustehoogte, verhoudingsmaat, voorlengte tot de rughoogtelijn, voorlengte tot de taillelijn, schouderhoogte, avancement, achterlengte, zijlengte, voorlengte, taillewijdte, heupwijdte en onderwijdte van de rok (Papenhuyzen I, pag. 6 e.v.). Zie voor het aanmeten o.a. afb. 23. [N 59, 43; N 62, 2a] II-7
aanranden aanranden: aanranden (Bocholt), ānranən (Bocholt) aanranden [ZND 32 (1939)] III-3-1
aanspanningspunt, kam van de eg klink: kle.ŋk (Bocholt  [(aan de onkruideg)]  ) Het vooreinde, de kam of een ander onderdeel van de eg, waaraan de egketting of de trekhaak daarvan bevestigd wordt. Zie de afb. 57 en 58. [JG 1a + 1b add.; N 11A, 156a + b; monogr.] I-2
aanstaan aanstaan: Det steit ⁄m aan (Bocholt), Det steit-tem aan (Bocholt), Dèt zallem aanstôen (Bocholt), gaden: Det gaaitj h⁄m (Bocholt), Det gaaitsj hèm (Bocholt), Dèt zallem gaaien (Bocholt) Dat zal hem gaden (bevallen, aanstaan). [ZND 35 (1941)] III-1-4
aanstieren aanstieren: anstērǝ (Bocholt) Een jonge koe voor het eerst laten paren. [N 3A, 30b; monogr.] I-11
aanstoot ergernis: ergernis (Bocholt) Ergernis, aanstoot [aring]. [N 96D (1989)] III-3-3
aantikken bij het krijgertje spelen deraanmaken: traanmake (Bocholt) Aantikken bij spel. III-3-2
aanwassen op de tanden angelen: aŋǝlǝ (Bocholt), haken: hø̜k (Bocholt) Knobbelvormige aanwassen op de tanden. Als de wrijfvlakken van de beneden- en bovenkaak elkaar niet geheel dekken, ontstaan door de ongelijkmatige afslijting scherpe haken op de hoektanden. Zij komen vooral voor vanaf zevenjarige leeftijd en ontwikkelen zich het sterkst als het paard negen jaar oud is. [JG 1b, 1c, 2c; N 8, 91] I-9
aap aap: aap (Bocholt), einen aap (Bocholt) Aap. [ZND 32 (1939)] III-3-2