e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bocholt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
tornen lospeuteren: lospȳtǝrǝ (Bocholt) De naad of steken losmaken en uithalen. [N 62, 22; A 4, 27b; L 20, 27b; Gi 1.IV, 20; MW; S 38] II-7
tortelduif roosduif: werd gehouden als middel tegen roos  ruusdûf (Bocholt), tortelduif: toͅrtəldūf (Bocholt, ... ) lachduif || tortelduif [ZND 08 (1925)] || Tortelduif. [ZND 08 (1925)] III-3-2, III-4-1
touwtjespringen koordjespringen: käördje springe (Bocholt), /  körtje springe (Bocholt) / [SND (2006)] || Touwtje springen. III-3-2
trage vrouw prats: pratsj (Bocholt) schimpig voor een nogal zwaarlijvig en doorgaans weinig ijverig vrouwmens III-1-4
traktatie van de bruidegom (kwansel) ton: tòn gaeve (Bocholt) de tractatie van de bruidegom aan de jongelingen in zijn buurt [kwansel] [N 112 (2006)] III-3-2
tralie tralie: tralie (Bocholt) een ijzeren tralie [ZND 08 (1925)] III-2-1
tranende ogen leepogen: lēͅpoͅugə (Bocholt) oog: tranende ogen [sijp-, siep-, sijper-, seeper-, soep-, leep-, prutooge] [N 10 (1961)] III-1-1
trant gang: gaënk (Bocholt), loop: louëp (Bocholt) Wijze van gaan (gank, loop, trant) [N 108 (2001)] III-1-2
trapleuning leun: lø̜̄n (Bocholt), leuning: lø̜̄neŋ (Bocholt) Geprofileerde lijst die bij het op- en afgaan van de trap als steun kan worden gebruikt. De trapleuning wordt boven de buitenboom tegen de muur aangebracht of boven de binnenboom op balusters bevestigd. [N 55, 136; Wi 13b; L 12, 6; L 37, 31; monogr.] II-9
traploper loper: leiper (Bocholt), luiper (Bocholt), bijv. in de gang of op de trap  luiper (Bocholt), Ze hauwe de ruje leiper inne körk gelagd  leiper (Bocholt) lang en smal tapijt || loper || tapijt III-2-1