e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bocholt

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vrouw vrouw: vrow (Bocholt), vroͅuw (Bocholt), Iets beleefder.  vro.w (Bocholt), vrouwmens: vroͅuməs (Bocholt), wijf: wî.v (Bocholt) vrouw [RND], [RND], [ZND 04 (1924)] III-3-1
vrouw in het kaartspel dame: dam (Bocholt) Dame bij kaartspel. III-3-2
vrouw, vrouwspersoon vrouwlie: van vruimes of vruiw  vruili-j (Bocholt), wijf: een plattere en en vaak ook pej. vorm voor vruiw  wi-jf (Bocholt) vrouw || vrouwvolk III-2-2
vrouwelijk dier vrouwtje: vruike (Bocholt) vrouwelijk dier III-4-2
vrouwelijk geslachtsdeel pruimpje: pruumke (Bocholt) [N 10c (1995)] III-1-1
vrouwelijk jong van de geit geitje: gęi̯tjǝ (Bocholt), germ: gęrǝm (Bocholt) [N 19, 71c; N 19, 71a; N 77, 77; N 77, 75; Vld.; A 9, 21; N C, Q 111 add.] I-12
vrouwelijk kalf vaarsje: vɛ̄rskǝ (Bocholt), vaarzenkalf: vɛ̄.rzǝ[kalf] (Bocholt) [N 3A, 20; N C, 7b; JG 1a, 1b; A 9, 17b; Gwn V, 5b; monogr.] I-11
vrouwelijk kalf dat van tanden begint te wisselen vaars: vē̜i̯rs (Bocholt) Het gaat hier om een kalf dat ongeveer één jaar oud is. [N 3A, 22] I-11
vrouwelijk kuiken pulletje: pølkǝ (Bocholt) [N 19, 41a; monogr.] I-12
vrouwelijk lam germ: gø̜ǝrm (Bocholt), gɛrm (Bocholt), germpje: gɛrmkǝ (Bocholt) [L 34, 34; L 20, 22c; A 4, 22c; A 2, 45; R 3, 36; N 70, 3; N 19, Q 111 add.; AGV m 3; monogr.] I-12