20484 |
waterige kost |
schotelwater:
Ze zatten òs doa wat sjutelwater viêr, buu deste Maastreecht kos duur zeen (zo dun was ze)
sjutelwater (L317p Bocholt)
|
zeer dunne soep
III-2-3
|
19510 |
waterketel, moor |
moor:
mūr (L317p Bocholt, ...
L317p Bocholt),
De muur stòng oppe stoaf te zòngele
muur (L317p Bocholt),
m.
mū(ə)r (L317p Bocholt)
|
de gewone ketel om water te koken (fr. bouilloire) [ZND 36 (1941)] || waterketel || waterketel van koper of ijzeren met hengsel en tuit (moor, meur) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
18128 |
waterpokken |
windpokken:
winsjpokke (L317p Bocholt)
|
Waterpokken: besmettelijke ziekte waarbij rode vlekjes op de huid ontstaan die in blaartjes overgaan (windpokken, wijnpokken, respok). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
33631 |
waterput |
put:
pøt (L317p Bocholt, ...
L317p Bocholt),
waterput:
waterput (L317p Bocholt)
|
[N 12 (1961)] [RND 08] [ZND 32 (1939)]
I-7
|
33093 |
waterring van de mijt |
waterlaag:
wā.tǝrlǭx (L317p Bocholt)
|
Waterring, waterlaag of kaplaag van de korenmijt. De laag schoven die het verst naar buiten steekt, juist waar de kap begint. Zie de toelichting bij het lemma ''buitenstaande korenmijt'' (5.1.18). Voor euze enz. vergelijk wnt XI, onder oozie, ooziedrup enz., "het gedeelte van het dak dat over den muur uitsteekt en het regenwater afwerpt", "afdak" dus. Zie afbeelding 8, a. [N 15, 45c; JG 1a, 1b, 2c; monogr.]
I-4
|
24275 |
watersnip |
snep:
snep (L317p Bocholt)
|
watersnip
III-4-1
|
18123 |
waterzucht |
waterzucht:
waaterzucht (L317p Bocholt)
|
Waterzucht: ziekelijke ophoping van vocht in het onderhuidse weefsel en in de lichaamsholten (zuch(t), het water, waterzuch(t), vocht). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
21675 |
wbd: afzeggen |
tenietdoen:
ps. omgespeld volgens Frings.
də kōͅu̯p tənēt dōn (L317p Bocholt),
van niks zijn:
ps. omgespeld volgens Frings. Onder de a (van "van") staat nog een rondje; dit heb ik niet meegenomen in de omspelling. Misschien bedoelt invuller een "a met een rondje erboven"(en dus omgespeld: a)?
də kōͅu̯p is van neks (L317p Bocholt)
|
ongedaan, De koop ~ maken [de koop ontdoen?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21683 |
wbd: in trek |
duur zijn:
ps. omgespeld volgens Frings.
d"r (L317p Bocholt),
goed trekken:
ps. omgespeld volgens Frings. Boven de \\ staat nog een ?; deze combinatieletter is niet te maken/om te spellen.
zə trə⁄kə gōt (L317p Bocholt)
|
Goed in de markt liggend, een goede prijs opbrengend [willig, b.v. de eieren zijn willig deze maand?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21662 |
wbd: katten |
laten zitten:
ps. omgespeld volgens Frings. Boven de "a met een rondje erboven"(omgespeld: a) staat nog een ~; deze combinatieletter is niet te maken/om te spellen en heb alleen de "a met een rondje erboven"omgespeld.
la~tə zetə (L317p Bocholt),
woorden intrekken:
ps. omgespeld volgens Frings.
wurdə en trəkə (L317p Bocholt),
zijn kat sturen:
ps. omgespeld volgens Frings. Onder de a (van "kat") staat nog een rondje; dit heb ik niet meegenomen in de omspelling. Misschien bedoelt invuller een "a met een rondje erboven"(en dus omgespeld: a)?
zi(ə)n kat støͅrə (L317p Bocholt)
|
katten: Wat zegt men wanneer de koper de verkoper met zijn waar laat zitten, niet afhaalt wat hij gekocht heeft [katten? hij heeft gekat?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|