21679 |
wbd: kwaadgeld = kwaadgeld |
kwaad geld:
ps. omgespeld volgens Frings. Boven de "a met een rondje erboven"(omgespeld: a) staat nog een ~; deze combinatieletter is niet te maken/om te spellen en heb alleen de "a met een rondje erboven"omgespeld.
ka~t geͅlš (L317p Bocholt),
kwade (mv.):
ps. omgespeld volgens Frings.
koͅ(ə)j (L317p Bocholt)
|
kwaadgeld: Als men vindt dat iemand teveel vraagt, zegt men: "hoeveel ...... is daarbij"[kwaad-geld?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21676 |
wbd: staartgeld / minder vragen |
dorpelen:
ps. omgespeld volgens Frings.
dørpələ (L317p Bocholt),
ps. omgespeld volgens Frings. Boven de \\ staat nog een ?; deze combinatieletter is niet te maken/om te spellen.
də⁄rpələ (L317p Bocholt)
|
verschil: Vraagt men aanvankelijk teveel geld voor wat men wil verkopen, dan moet men tenslotte vaak genoegen nemen met minder dan men eerst kon krijgen; hoe noemt men in zulk geval het verschil tussen wat men eerst kon krijgen en wat men tenslotte werkel [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21663 |
wbd: verkopen voor |
laten:
ps. omgespeld volgens Frings. Boven de "a met een rondje erboven"(omgespeld: a) staat nog een ~; deze combinatieletter is niet te maken/om te spellen en heb alleen de "a met een rondje erboven"omgespeld.
ex wel zə la~tə (L317p Bocholt),
moeten kosten:
ps. omgespeld volgens Frings.
deͅt mōt sə koͅstə (L317p Bocholt)
|
verlaten, Zegt men bij u: ik wil die geit voor zoveel geld wel ~ = voor die prijs wil ik ze wel verkopen [soelieje?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
22860 |
weddenschap |
weddingschap:
wèddingsjap (L317p Bocholt),
wɛdiŋsjap (L317p Bocholt)
|
weddenschap [RND] || Weddenschap.
III-3-2
|
20435 |
weduwe |
weef:
weef (L317p Bocholt, ...
L317p Bocholt)
|
weduwe [ZND 08 (1925)]
III-2-2
|
20451 |
weduwnaar |
wedeman:
wedeman (L317p Bocholt),
wevenaar:
wevenèèr (L317p Bocholt)
|
weduwnaar
III-2-2
|
29145 |
weefkamer |
weefkamer:
wē̜fkāmǝr (L317p Bocholt)
|
De kamer of het vertrek waarin geweven wordt en waar het spinnewiel of de weefstoel staat. Dat kan de keuken, de opkamer, de naaikamer of een kamer(tje) zijn. In dit lemma gaat het om een weefruimte in het huis. [N 39, 4; N 5A (I]
II-7
|
18275 |
weefsel, stof |
stof:
stof (L317p Bocholt)
|
Hoe noemt U: stof in het algemeen [N 62 (1973)]
III-1-3
|
25579 |
weegtoestel |
hangwaag:
haŋwǭx (L317p Bocholt)
|
Het weegtoestel waarmee het deeg na het verdelen wordt gewogen. Vroeger gebruikte men wel een hangende balans, volgens de informant van L 377, maar deze moest verdwijnen, omdat ze niet geijkt kon worden. Zie afb. 19. [N 29, 33a; N 29, 32b; monogr.; N 29, 105e]
II-1
|
33821 |
week in de muil |
week in de muil:
wɛ̄i̯k in ǝ mul (L317p Bocholt)
|
Gevoelig in de mond voor de druk van het gebit, vooral bij jonge paarden. [JG 1a; N 8, 64f]
I-9
|