e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bocholt

Overzicht

Gevonden: 5095
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
braadpan braadpan: brui̯pan (Bocholt), vr.  bro͂ͅtpan (Bocholt), kasserol: vgl. Fr. casserole Ze mees het vleis nog inne kasrol lègke  kasrol (Bocholt), zeldzamer komt het woor kestrol voor  kesrol (Bocholt), vleespan: vlɛ̄i̯span (Bocholt) braadpan || kastrol || pot, metalen ~ met twee oren; inventarisatie benamingen (bròòjpan, bakpan); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1
braadworst saucijs: sesi-js (Bocholt, ... ), vleesworst: vleischworst (Bocholt) braadworst || saucisse || worst van rauw vlees [ZND 21 (1936)] III-2-3
braakland braak: brōk (Bocholt), helliggende akker: hɛ̄llegǝndžǝ akǝr (Bocholt) Stuk land of akker dat men √©√©n of meer jaren onbewerkt laat liggen alvorens het opnieuw te beploegen. [N 11, 6; N 27, 4b; N 27, 31; N 11A, 135; A 10, 4; A 33, 12; A 33, 14a; JG 1a, 1b, 2a, 2b, 2c; L 22, 13; L 1a-m; L 1u, 22; L 19b, 1a; S 4; Ale 253; monogr.] I-8
braakliggen hel: he.l (Bocholt), hɛ̄l (Bocholt), helliggen: hē̜llegǝ (Bocholt) Land of een akker voor een tijd, soms voor meerdere jaren, onbebouwd laten liggen. Naast de werkwoordelijke woordtypen als braken en braakliggen komen er in dit lemma ook woordtypen voor die bijvoeglijk van aard zijn. Deze hebben grammaticaal de functie van een bepaling van gesteldheid bij de werkwoorden (laten) liggen en zijn, b.v. het land ligt braak, is hard, woest en b.v. het land (voor) vogelwei laten liggen, (in de) dries laten liggen enz. [N 11, 5; N 11, 6; N 11A, 134a; N 11A, 135; N 27, 4b; L 1a-m; L 22, 13; JG 1a, 1b, 1d; S 4; Wi 43; Ale 253; monogr.] I-8
braam bramen: brīǝ.mǝ(n) (Bocholt) Rubus fruticosus L. Het bekende moeilijk te verwijderen doornige gewas in wegbermen, aan bosranden en dergelijke met tot 3 meter lange gestekelde takken, die vaak boogvormig overhangen, en zwarte (onrijp: rode) samengestelde smakelijke vruchtjes. De gewone braam bloeit van mei tot juli met witte tot roze bloempjes. Ook in cultuur om de eetbare vruchten. De vraag in de enquête van J. Goossens is gesteld vanwege de braamtakken in verband met de vervaardiging van korven. Deze worden gemaakt van strowissen en de lange taaie braamtakken die van hun doornen zijn ontdaan. [JG 1a, 1b; A 13, 5b; RND 82; monogr.] I-5
braambes braamberen: brū̞mbīərə (Bocholt), bròmbiêr (Bocholt) braam(bessen) [RND] || braambes III-4-3
braambessen braamberen: bro.mbīǝ.rǝ(n) (Bocholt), brumbiǝ.rǝ (Bocholt) Als aanvulling op de vraag die in het lemma Braam is behandeld werd ook geïnformeerd naar de benamingen van de vrucht van de braamstruik. [JG 1b gedeeltelijk, 1c, 2c] I-5
braamstruik doornen: duiren (Bocholt) braam (struik) [ZND 32 (1939)] III-4-3
braden braden: broaje (Bocholt), vleisch braajen (Bocholt) braden || vlees braden en vlees bakken [ZND 22 (1936)] III-2-3
braken kotsen: kotse (Bocholt), spijen: spiə (Bocholt) overgeven, vomeren [speuwe, spaven, kitse, kotse, kalve, kalvere] [N 10 (1961)] III-1-2