e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q211p plaats=Bocholtz

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
laag klei stol leem: ētǫl lēm (Bocholtz) Kleilaag waarvan men stenen vormt, nadat de grondstof op de juiste manier is bewerkt. Het woordtype stol leem verwijst ernaar dat in Q 211 een berg in het heuvellandschap werd afgegraven. [N 98, 20; monogr.; N 98, 27 add.] II-8
laag schoven op de wagen laag: lǭx (Bocholtz), ring: reŋk (Bocholtz) Zie de toelichting bij het lemma ''tasser op de wagen'' (5.1.5). Voorkop is de laag op de naar voren uitstekende ladder boven het paard. [N 15, 42; JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.] I-4
laaggelegen weidegrond zomp: zomp (Bocholtz) Laaggelegen, vaak natte weidegrond, die men meestal gebruikt om te hooien. Vergelijk ook lemma 1.3.3 ɛbeemdɛ.' [N 14, 52; N P, 5; JG, 1a, 1b; S 5; A 10, 4; RND 20; L 19b, 2aI; Vld.; monogr.] I-8
laagte in een akker del: dɛl (Bocholtz) Laagte of kuil waar de grond steeds vochtig blijft of waar water blijft staan. [N 11, 3a, N 11, add.; Vld.; monogr.] I-8
laars (alg.) stevel: sjtivvel (Bocholtz) laars [bot, steevel, buus, kamasj] [N 24 (1964)] III-1-3
laars met sluitriempje rijstevel: riej sjtivvel (Bocholtz) laars waarvan de schacht aan de bovenkant van een verstelbaar sluitriempje is voorzien [rijlaars] [N 24 (1964)] III-1-3
laars tot of boven de knie hoge stevel: hōeg sjtivvele (Bocholtz), kniestevel: kneižtevvələ (Bocholtz), stevel: sjtivvele (Bocholtz) Hoe noemt men de laarzen (die tot of boven de knie reiken)? [DC 09 (1940)] || laars waarbij de schacht het hele onderbeen bedekt [kapleers, kapsjtievel, kamasj] [N 24 (1964)] III-1-3
laarzenschacht stevelkap: sjtivvel-kap (Bocholtz) schacht van een laars [sjach, sjteevelschach] [N 24 (1964)] III-1-3
laatste evangelie t letste evangjillióm?].: lètste evangelie (Bocholtz) Het laatste evangelie, het beginmstuk van het evangelie volgens Johannes, dat gelezen werd na de zegen [t lèste evangillie [N 96B (1989)] III-3-3
lage herenschoen, molière nere schoen: neer sjong (Bocholtz) herenschoenen, lage ~ [N 24 (1964)] III-1-3