e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q211p plaats=Bocholtz

Overzicht

Gevonden: 2628
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
huismus, mus mus: mø.š (Bocholtz) mus III-4-1
huisweide bleek: blē.x (Bocholtz), huiswei: hūs[wei} (Bocholtz) I-7
huiszegen huiszegen: der hoeszèën (Bocholtz) De Huiszegen, d.w.z. een ingelijste afbeelding van O.L. Heer aan het kruis, waaronder enkele gebeden, of een tekstplaat in sierschrift, waarop een gebed over huis en bewoners of een uit Rome ontvangen plaat waarop de afbeelding van de paus, vermelding van [N 96B (1989)] III-3-3
huiveren razelen: razele (Bocholtz), schudderen: sjoedere (Bocholtz) huiveren, bijv. van koe [grille, de griezel op het lijf krijge, rijeren] [N 10 (1961)] III-1-2
huiverig schudderig: sjoederig (Bocholtz) huiverig [schuuverig] [N 10 (1961)] III-1-2
huivering schudder: sjoeder (Bocholtz) huivering [gril] [N 10 (1961)] III-1-2
hurken op de hukken gaan zitten: op en huuke joa zitse (Bocholtz) hurken, op zijn ~ gaan zitten [N 10 (1961)] III-1-2
huwelijksafkondigingen roepen: röff (Bocholtz) De huwelijksafkondigingen, huwelijksgeboden, de "roepen", de "geboden". [N 96D (1989)] III-3-3
huwelijksmis bruidsmis: de broeëdsmès (Bocholtz) De huwelijksmis, bruidsmis [broedsmaes]. [N 96D (1989)] III-3-3
iemands overlijden aanzeggen roepen: róffe (Bocholtz) ter begrafenis noden, "ter lijk noden"[tser liech róffe] [N 96D (1989)] III-2-2