17694 |
speeksel uitspuwen |
spijen:
schpujen (Q211p Bocholtz),
sjpujje (Q211p Bocholtz),
ṣpö.yjə (Q211p Bocholtz)
|
(speeksel uit)spuwen [RND] || spuwen: speeksel uitspuwen [spiertse, spaowe, tuffe, spuige, speken] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
23178 |
speelgoed |
speelzaken:
sjpieëlzaache (Q211p Bocholtz)
|
Speelgoed.
III-3-2
|
22384 |
speelkaart |
kaart:
kaat (Q211p Bocholtz)
|
Kaart.
III-3-2
|
34114 |
speen van de koe |
deem:
dēm (Q211p Bocholtz)
|
[N C, 12; JG 1a, 1b; A 30, 6a; L 8, 24b; L 14, 27b; L 49, 6a; monogr.]
I-11
|
20702 |
spekpannenkoek |
spekpannenkoek:
Syst. Veldeke
sjpekpannekoch (Q211p Bocholtz)
|
Spekpannekoek (spekbraoj?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
22841 |
spel (alg.) |
spel:
sjpel (Q211p Bocholtz)
|
Spel.
III-3-2
|
22383 |
spelen (alg.) |
hellen:
helle (Q211p Bocholtz),
spelen:
sjpieële (Q211p Bocholtz)
|
2. Het spelen van spelletjes. || Spelen.
III-3-2
|
26360 |
spie |
kijl:
kīl (Q211p Bocholtz)
|
De zeisring, die steel en blad verbindt, wordt vastgeslagen door middel van een spie, of door twee of meer spietjes. Doorgaans zijn ze van hout, omdat deze het beste vast blijven zitten; soms vindt men ook een ijzeren spie, vaak in combinatie met een houten. Zie ook de toelichting bij het lemma ''zeisring'', en afbeelding 4, nummer A4 en B4. [N 18, 67e; JG 1a, 1b, 2c; add. uit A 14, 2]
I-3
|
17569 |
spier |
muskel (du.):
ing moeskel (Q211p Bocholtz)
|
pees, spier [N 10 (1961)]
III-1-1
|
21373 |
spijbelen |
de school versteken:
dat kink had jister de sjoël versjtoache (Q211p Bocholtz)
|
wegblijven van school: Hoe noemt men heimelijk, zonder medeweten van de ouders, ---? [DC 24 (1953)]
III-3-1
|