23949 |
gelofte |
gelofte:
ing jelofte (Q211p Bocholtz)
|
Een gelofte [t jelübde]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23206 |
geloof |
geloof:
jeloof (Q211p Bocholtz)
|
Het geloof [gloof, geloeëf, geleuf]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23207 |
geloven |
geloven:
gleuve (Q211p Bocholtz)
|
Geloven [gleuve, geluuëve, gluive]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
17710 |
geluidloos een wind laten |
ene op de sokken laten (gaan):
inge op en zökke losse joa (Q211p Bocholtz),
votsen:
votsen (Q211p Bocholtz)
|
geluidloos een wind laten [feuze, bussinge] [N 10c (1961)], [N 10c (1995)]
III-1-1
|
19227 |
gemakkelijk |
op zijn gemak:
óp zīē gəmáách (Q211p Bocholtz)
|
op zijn gemak [DC 02 (1932)]
III-1-4
|
22441 |
gemaskerd persoon |
vastelavondsgek:
Sub Simpelvelds vasteloavendsgek.
vasteloavendsjek (Q211p Bocholtz),
verklede:
verkleide (Q211p Bocholtz)
|
Carnavalsgek; carnavalsvierder. || Een verkleed persoon (carnavalsvierder).
III-3-2
|
33319 |
gepachte hoeve, pachtgoed |
pachtgoed:
paxjōt (Q211p Bocholtz)
|
Het bedrijf dat een boer niet in eigen bezit heeft maar pacht (huurt) van de eigenaar aan wie hij in enige vorm betaalt voor het gebruik. Bij winning in L 352 wordt aangetekend: "vroeger heeft de naam denkelijk bestaan, want er is nog een boerderij die de naam De Winning draagt". Bij enkele opgaven in Nederlands Zuid-Limburg wordt opgemerkt dat enige pachthoeven nog in "halfsheid liggen"; de eigenaar ontvangt de helft van het koren, terwijl de pachter ("halfer") het overblijvende koren krijgt met het stro. Algemene en specifieke termen zijn in dit lemma uit elkaar gehouden. Voor de fonetische documentatie van de opgaven die gelijk zijn aan die voor boerderij in het algemeen, zie het lemma "boerderij, algemeen" (1.1.1). [A 10, 2bI; L 38, 21a; L 48, 22; Lu 2, 22; S 27; Wi 18; monogr.; add. uit L 38, 22 en ander materiaal van lemma 1.1.1]
I-6
|
17560 |
geraamte |
geraams:
jerems (Q211p Bocholtz)
|
geraamte [N 10a (1961)]
III-1-1
|
18939 |
gereed |
vaardig:
vêdig (Q211p Bocholtz)
|
gereed, klaar [DC 03 (1934)]
III-1-4
|
32979 |
gerst |
gerst:
jē̜ǝ.š (Q211p Bocholtz)
|
Hordeum L. De gerstteelt was in Belgisch Limburg betrekkelijk zeldzaam. Bij zomergerst wordt aangetekend: vooral bestemd voor de brouwerij; bij wintergerst: vooral bestemd als veevoer. Volgorde varianten van gerst: 1. met "rst" in de auslautgroep; 2. met "st"; 3. met "rs"; en 4: met alleen "s" in de auslautgroep; zie de eerste klankkaart [kaart 6]; in de tweede klankkaart [kaart 7] is de geografische verspreiding van het vocalisme weergegeven. Zie afbeelding 1, d. [JG 1a, 1b; L A1, 127; L 1 a-m; L 24, 6a; L lijst graangewassen, 2; R 3, 24; S 10; Wi 53; monogr.]
I-4
|