e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bocholtz

Overzicht

Gevonden: 2628
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hete bliksem hemel en aarde: Syst. Veldeke  himmel en eet (Bocholtz) Stamppot van appelen en aardappelen (appelprul, hemel en aarde, hete bleksem, onder en boven de tafel, hoog en laag?) [N 16 (1962)] III-2-3
heup heup: hùf (Bocholtz) heup - welk gedeelte van het lichaam wordt er mee bedoeld? [DC 01 (1931)] III-1-1
hiel hak: hàk (Bocholtz), vers: vaesj (Bocholtz) hak (hiel) [DC 01 (1931)] || voet: hak van de voet [vaesj, veers, hak] [N 07 (1961)] III-1-1
hielstuk van een schoen hak: hak (Bocholtz) hielstuk [konterfort[ [N 24 (1964)] III-1-3
hij aardt naar zijn vader hij aardt naar zijn vader: hêê áát nôo zie vadder (Bocholtz) naar zijn vader aarden; hij aardt naar zijn vader [DC 02 (1932)] III-2-2
hik hik: hik (Bocholtz, ... ) hik [hibbik, hikkepik, hippik] [N 10 (1961)] III-1-2
hinkelen hikken: hikke (Bocholtz) 2. Hinkelen (spel). III-3-2
hobbelpaard schokkelpaard: sjokkelpeëd (Bocholtz) Hobbelpaard. III-3-2
hoed (alg.) hoed: hoot (Bocholtz), hot (Bocholtz) hoed [RND] || hoed in het algemeen [doets, bikkel] [N 25 (1964)] III-1-3
hoed: spotnamen dop: WNT: dop (I), Mnl. dop, doppe, dup; 11) Hoed van halfronden vorm, en vervolgens ook wel heerenhoed in het algemeen.  duppe (Bocholtz), kachelpijp: kachelpief (Bocholtz), oude loesj: ouwe loesch (Bocholtz) hoed, hoge ~: spotbenamingen [tarpot, titsj, hekteliter, böömert, handskow, kachelpiep, sjtief] [N 25 (1964)] || hoed: spotbenamingen [weerhaan, sjeuvel, sjtift, tups, teps, tips, tömps, döppe, tietsj, dinkerik] [N 25 (1964)] III-1-3