e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Boekend

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stop, zekering zekering: zekering (Boekend, ... ) Voorwerp dat elektrische stroom onderbreekt zodra die te sterk wordt (stop, plon) [N 79 (1979)] III-2-1
stoppels stoppelen: stǫpǝlǝ(n) (Boekend) De stompjes halm die na het maaien op het veld overblijven en later worden ondergeploegd. Opvallend polymorfe meervoudsvorming. [N 6, 7; N 15, 52; JG 1a, 1b; L 7, 53; L 15, 23; Wi 51; monogr.] I-4
stormx storm: unne storm (Boekend) storm, zeer hevige, zekere tijd aanhoudende wind [tempeest] [N 81 (1980)] III-4-4
stoten stoten: stoête (Boekend) Stoten: een schokkende of krachtige duw geven (stoken, stuiken). [N 84 (1981)] III-1-2
straatbezem harde bezem: herde bessem (Boekend) bezem, hard, gebruikt voor ruwer werk, zowel binnen- als buitenshuis (harde bezem) [N 20 (zj)] III-2-1
streng garen [cf. wld ii.7: 24-25] streen: streen (Boekend), streng: streng (Boekend) Aantal te samen gedraaide of gewonden bundel draden waarin garen in de handel komt (streng, streen, kluit) [N 79 (1979)] III-1-3
strijkijzer strijkijzer: striekiezer (Boekend) Werktuig om linnengoed mee te strijken (strijkijzer, ijzer, strijkbout) [N 79 (1979)] III-2-1
stroef sleeuw: sli teng (Boekend) Stroef, gezegd van de tanden (b.v. na het eten van een zure appel) [N 10B (zj)] III-2-3
stronk van een struik kluit: klōēt (Boekend), stronk: stroonk (Boekend) wortelklomp van een struik [N 27 (1965)] III-4-3
stronk, boomstronk puist: pūs (Boekend), stronk: strōŋk (Boekend) Wat blijft staan, de stomp met wortels, als een boom omgehakt is. [N 27, 8a; R 3, 2; Wi 11; L 7, 59; L B2, 343; Vld.; monogr.] I-8