| 19658 |
wasgoed |
was:
wes (L269b Boekend)
|
Hoe noemt u het pas gewassen en gedroogd wasgoed? [N105 (2000)]
III-2-1
|
| 19520 |
wastobbe, wasteil |
kuip:
kuup (L269b Boekend)
|
teil, in de betekenis van zinken tobbe die ovaal van vorm is en twee handvatten heeft; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
| 19645 |
wasvrouw |
wasvrouw:
(waswieëf is iets anders).
wasvrouw (L269b Boekend)
|
Hoe noemt u de wasvrouw? (wasvrouw, wasses) [N 104 (2000)]
III-2-1
|
| 34173 |
waterblaas |
waterblaas:
wātǝrblǭs (L269b Boekend)
|
De eerste met vocht gevulde blaas die de weg baant voor het kalf. [N 3A, 52a]
I-11
|
| 19457 |
waterdamp, wasem |
damp:
damp (L269b Boekend)
|
Zichtbaar gasmengsel dat bij het koken van water opstijgt (damp, blaak) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
| 18302 |
waterdichte laars |
lieslaars:
lieslaars (L269b Boekend, ...
L269b Boekend)
|
laars, lange waterdichte ~ waarvan de schacht tot aan de lies reikt [watersjtievel, lieslaars] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
| 19510 |
waterketel, moor |
moor:
moer (L269b Boekend)
|
waterketel van koper of ijzeren met hengsel en tuit (moor, meur) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
| 24632 |
waterloot |
waterscheut:
waterscheut (L269b Boekend)
|
Een tak die ontstaat op de stam (dief, waterlot). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
| 26809 |
waterlossing |
beekje:
bē̜kskǝ (L269b Boekend),
greppel:
grɛpǝl (L269b Boekend),
sleuf:
slø̄f (L269b Boekend)
|
Greppel die men door een te ontginnen moeras graaft, om het water kwijt te raken. De opgaven bestrijken heel de provincies Limburg. [I, 61; N 27, 22]
II-4
|
| 18128 |
waterpokken |
waterpokken:
waterpôkke (L269b Boekend)
|
Waterpokken: besmettelijke ziekte waarbij rode vlekjes op de huid ontstaan die in blaartjes overgaan (windpokken, wijnpokken, respok). [N 84 (1981)]
III-1-2
|