e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Boekend

Overzicht

Gevonden: 1986
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kolengruis kolengruis: koulegrüüs (Boekend) Hoe noemt u het gruis van kolen? [N 104 (2000)] III-2-1
kolenschop kolenschup: kouleschöp (Boekend) Hoe noemt u het werktuig om kolen enz. langs het keldergat in te doen (breed en aan een zijde afgerond)? (schop, troefel, kolenschup) [N 104 (2000)] III-2-1
kolven afstropen afbladeren: āf˱blāi̯ǝ (Boekend) De maïskolven ontdoen van de schutbladeren. Het object van de handeling is steeds maïskolven. [N Q, 22] I-4
komijnekaas komijnekaas: Syst. WBD  kemeinekiês (Boekend) Komijnekaas (kantert, kemuuniekaas?) [N 16 (1962)] III-2-3
komkommer slangkomkommer: slangkomkommer (Boekend) Hoe noemt u: komkommer [N 71 (1975)] I-7
kookkachel, fornuis fornuis: fornuus (Boekend) Vierkante kookkachel met een of meer ovens waarop men verschillende dingen tegelijk kan koken, braden of stoven (fornuis, kookkachel, cuissinière) [N 79 (1979)] III-2-1
kookpot ketel: Men beperkt zich tot ketel, pan of pot. Ketel en pot worden ook wel door elkaar gebruikt.  kètel (Boekend), kookpot: Men beperkt zich tot ketel, pan of pot. Ketel en pot worden ook wel door elkaar gebruikt.  kaokpot (Boekend) pot, metalen ~; inventarisatie benamingen (tutpot, pappot, trekpot, braajpot); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1
kool, algemeen: een krop kool kool: kōēl (Boekend), moes: moos (Boekend), mooës (Boekend) [N Q (1966)]Hoe noemt u: de kool in het algemeen (kol, kóél, kapp\\s) [N 71 (1975)] I-7
koolraap koolrabie: koolrabie (Boekend), voerkoolraap: voer  voorkoolraap (Boekend) De koolsoort die aan de stronk vlak boven de grond ronde raapvormigeknollen heeft die eetbaar zijn (raapkool, koolrabie, koolraap, bagger, knolraap). [N 82 (1981)] || Koolraap; de dikke vlezige wortel (onder de grond) van de plant met dezelfde naam die als groente of als veevoer wordt gebruikt (koolraap, raapkool, knolraap). [N 82 (1981)] I-7
koolraap (ondergronds) koolraab: kǫlrāp (Boekend) Brassica napus L. subsp. rapifera. Bedoeld is hier de gekweekte knol van de plant met de naam koolzaad. De plant heeft gele bloemen; het vlees van de knol is oranjekleurig; bij sommige variëteiten ook wit. Koolraap stelt minder eisen aan de grond dan bieten. De verbouw is vrij algemeen in Limburg verspreid. De knollen worden vooral als veevoeder gebruikt en dan ingekuild; soms ook werden ze als groente gegeten. Er zijn twee soorten teelt: -onder de grond (hier behandeld); ook wel gewestelijk raapkool of knolraap genoemd of kortweg knol; -boven de grond; ook wel koolraap-boven-de-grond, glaskoolraap of koolrabi genoemd. Vaak is een meervoudsvorm opgegeven naast of in plaats van het enkelvoud; dit is steeds in het lemma aangegeven. Op grond van de laatste medeklinker in deze meervoudsvormen kan als slotmedeklinker van de enkelvoudsvormen eerder een verstemloosde -b dan een -p worden aangehouden. Op een enkel duidelijk tegenvoorbeeld na (meervoud koolrapen) is hier dan ook de spelling -raab aangehouden, in overeenstemming met de spelling -reub. Wanneer is opgegeven dat het woordaccent op de tweede lettergreep ligt is ook dat in het lemma vermeld. Vergelijk ook het lemma Koolzaad. [N 12, 39; N 12A, 3a; JG 1a, 1b, 2c; L 6, 36; monogr.; add. uit N 7, 1b] I-5