| 22343 |
uitsliepen |
uitschieten:
[sic]
imant ōͅtdsjø͂ͅtə (Q160p Bommershoven)
|
Iemand uitslijpen (uitlachen door met de twee wijsvingers over elkaar te wrijven; wat wordt daarbij gezegd?) [ZND 06 (1924)]
III-3-2
|
| 32416 |
uitspannen |
uitspannen:
ǭǝ.tspanǝ (Q160p Bommershoven)
|
Het paard losmaken van de kar of het werktuig waarin of waaraan het gespannen is. Bij het uitspannen uit een kar met berries worden de draagriem, de brede buikriem en de strengen losgemaakt. Vervolgens wordt het paard naar de stal geleid. [JG 1b, 2c; N 8, 98b; monogr.]
I-10
|
| 34144 |
uitwerpselen van koeien |
koestront:
kou̯stro.nt (Q160p Bommershoven)
|
[N M, 8a; A 9, 24a; JG 1a, 1b; N 11A, 40a; monogr.; add. uit N 5A (I]
I-11
|
| 21133 |
uitwijken |
afzetten:
ǭ.f˲zętǝ (Q160p Bommershoven)
|
Als de weg smal is en er komt van de tegenovergestelde zijde een kar af, dan zullen beide voertuigen moeten uitwijken. [JG 1a, 1b; monogr.]
I-10
|
| 34061 |
vaars |
vaars:
vi̯ās (Q160p Bommershoven)
|
Jonge koe van ongeveer twee jaar die nog geen kalf heeft gehad of voor de eerste maal kalft. [JG 1a, 1b; A 2, 38; A 4, 11; Gwn V, 6; L 8, 27; L 20, 11; R 3, 37; S 38 en 49; Wi 16; monogr.; add. uit N 3A, 20]
I-11
|
| 33795 |
vagina, geslachtsorgaan van de merrie |
lijf:
lē̜ǝ.f (Q160p Bommershoven)
|
Het uitwendig zichtbare geslachtsdeel. [JG 1a, 1b; N 8, 35, 39b en 40]
I-9
|
| 34489 |
van veren wisselen |
ruizelen:
rø̄.ǝzǝlǝ (Q160p Bommershoven),
rø̜̄zǝlǝ (Q160p Bommershoven)
|
[N 19, 51; L 6, 20; L 42, 5; L 48, 10; A 26, 8; Lu 2, 10; Lu 4, 8; S 30; JG 1a, 1b, 2a-2, 12, 2c; monogr.]
I-12
|
| 34297 |
varken |
varken:
vɛ.rǝkǝ (Q160p Bommershoven)
|
Bedoeld wordt een varken in het algemeen, niet geslachtelijk of naar leeftijd onderscheiden. [N 19, 1; N M, 7; N C; N C, add.; RND 46 en 84; L 8, 19; L 8, 32; L mon.; S 39; JG 1a, 1b, 2c add.; R (s]
I-12
|
| 34316 |
varken van acht tot twaalf weken |
loper:
løu̯pǝr (Q160p Bommershoven)
|
De benamingen duiden doorgaans op een big van acht tot twaalf weken. Het gewicht van dit varken varieert van ongeveer 30 kg tot ongeveer 50 kg. [N 19, 4a; N 76, 3c; N C, 9c; JG 1a, 1b, 2c; L 37, 49b; L 37, 49e; L 3, 2b; L 1a-m; A 4, 4b; Gwn; monogr.; N C, add.; N 19, Q 111 add.]
I-12
|
| 34363 |
varkens mesten |
vetmaken:
vętmǭ.kǝ (Q160p Bommershoven),
vetten:
vętǝ (Q160p Bommershoven)
|
Het vetmesten van varkens totdat ze geschikt zijn voor export of slacht. [N 76, 37c; JG 1b, 1c, 2c; monogr.]
I-12
|