e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bommershoven

Overzicht

Gevonden: 1171
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
paardetuig paardsgetuig: pi̯ats˲gǝtø̜̄.x (Bommershoven) De naam voor het paardetuig in het algemeen. [JG 1a, 1b; N 13, 80; monogr.] I-10
paddestoel (alg.) champignon: eetbare --; gecombineerd met ZND 5 040  šampəljau̯ŋ (Bommershoven) paddestoel [ZND 15 (1930)] III-4-3
pak slaag pak slaag: e pak sli.jch (Bommershoven) een pak slaag [ZND 06 (1924)] III-1-2
palmboompje palmboompje: verzamelfiche ZND 15, 015 van Har, + ZND 5, 041  palmbø.mke (Bommershoven) palmboompje [ZND 15 (1930)] III-4-3
pand, bed pand: pę̄ ̞n (Bommershoven  [(niet gebruikelijk)]  ) Een pand of bed is een deel van een (meest erg lange) akker of een smal stuk land tussen twee evenwijdige greppels. Vergelijk het lemma In Panden Ploegen. Panden zijn doorgaans kleiner van oppervlakte dan gewone percelen op drogere grond. Men onderscheidt soms brede en smalle akkerdelen. Waar de brede stukken panden heten, worden de smalle stukken bedden genoemd. Het omgekeerde is ook mogelijk. Met perken bedoelt men de brede stukken. Hieronder is van deze afzonderlijk te ploegen akkerdelen - voor zover mogelijk - de breedte in voren of meters vermeld. Omdat een akker meerdere panden of bedden omvat, zijn ook de verstrekte meervoudsvormen opgenomen. [N 11, 53a + b; N 11A, 122 add.; N 11A, 130 a + c; JG 1a + 1b + 1c + 2c; A 44, 21e] I-1
paren van de duiven paren: pō:rə (Bommershoven) Paren [van de duiven]. [Goossens 1b (1960)] III-3-2
pastinaak pasnaken: pasnôkə (Bommershoven) pastinaak [ZND 05 (1924)] I-7
peetoom peteren: petərə (Bommershoven) peter (doopvader) [ZND 05 (1924)] III-2-2
peettante paat: pōͅət (Bommershoven) meter (doopmoeder) [ZND 05 (1924)] III-2-2
penis van de stier schacht: sxā.x (Bommershoven) Mannelijk geslachtsorgaan. [JG 1a, 1b] I-11