e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bommershoven

Overzicht

Gevonden: 1171
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
selderij selderie: seͅ.ldərii̯ (Bommershoven) [Goossens 1b (1960)] I-7
sering lammerstaart: -  lamme(r)staart (Bommershoven, ... ), Komt voor in WLD III, Flora; daar ontbreekt het ZND materiaal; aan ZND 02 is hier toegevoed het materiaal van ZND 15 (1930), 022  lammerstet (Bommershoven) sering || Syringa vulgaris, Fr. Lilas [ZND 02 (1923)] I-7, III-4-3
sijs sijsje: siskə (Bommershoven, ... ) sijs [ZND 06 (1924)], [ZND m] III-4-1
sik bokkenbaardje: bokəbøͅtsjə (Bommershoven) Een sikje (puntig baardje aan de kin). [ZND 06 (1924)] III-1-1
sikkel zichel: zī.xǝl (Bommershoven) Werktuig in de vorm van een halve cirkel met een korte steel dat gebruikt wordt om gras en soms ook wel graan te maaien. In Noord Ned. Limburg is herhaaldelijk opgemerkt: "zelden in handen van boeren ... het is een typisch vrouwengereedschap" (L 270). [N 11, 88; N 18, 79; JG 1a, 1b, 2c; A 4, 28 en 28a; A 14, 7 en 11; A 23, 16.2; L 20, 28; L 42, 46; L 45, 11; Lu 1, 16.2; NE 2, 1; Wi 51; monogr.; add. uit N Q, 11c] I-5
singel singel: siŋǝl (Bommershoven) Riem die het zadel op zijn plaats houdt. Hij is aan de zijkanten van het zadel vastgehecht en wordt onder de buik van het paard door middel van een gesp gesloten. [JG 1a, 1b; N 13, 72; monogr.] I-10
sinterklaas sinterklaas: sintərklo[ə}s (Bommershoven, ... ) Sint-Niklaas. [ZND 06 (1924)] III-3-2, III-3-3
sjalot sjalot: šaloͅtə (Bommershoven) sjalotten (pl) [Goossens 1b (1960)] I-7
sla, algemeen salade: slōͅə.t (Bommershoven) [Goossens 1b (1960)] I-7
slachten slachten: sláxtǝ (Bommershoven) Doden van vee met de bedoeling het als voedsel te gebruiken. Wat het woordtype "dooddoen" betreft, merken verschillende informanten (in K 353, P 50, P 177, P 179, P 180, P 185) op, dat het verouderd is. [JG 1a + 1b + 2c: R 14, 231 add.; S 33; monogr.] II-1