e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Boorsem

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lopen lopen: lǫu̯.pǝ (Boorsem) Uit de gevraagde toelichting en bij vraag N 8, 82 blijkt dat gaan de betekenis van "stappen", "stapvoets gaan" heeft, lopen die van "snel lopen" of "draven". [JG, 1b; N 8, 81a en 82] I-9
loper loper: lø̜̄jpǝr (Boorsem) De bovenste, draaiende molensteen. De loper had in Q 99 drie soorten kerven, de ligger daarentegen maar één. Zie ook het lemma ɛscherpselɛ.' [N O, 17c; A 42A, 31; N D, 7; Sche 47; Vds 85; Jan 121; Coe 98; Grof 117; monogr.] II-3
losse linnen halsboord bandje: bɛntšə (Boorsem) halsboord, losse linnen ~ [beurdje, hemdsband] [N 23 (1964)] III-1-3
losse manchet manchet: manšɛtə (Boorsem) manchet, los [hemdsband, toet] [N 23 (1964)] III-1-3
losse voerbak in de varkenswei voerbak: vōrbak (Boorsem) Gewoonlijk worden de varkens binnen gevoerd. Soms echter gebruikte men een losse voerbak voor buiten, in de varkenswei; over deze laatste bak gaat het in dit lemma. Zie voor de fonetische documentatie van (trog) het lemma "varkenstrog" (2.4.3). [N 5A, 61b] I-6
luchtbel lochtbel: lox˱bɛl (Boorsem) De luchtbel in de vloeistof van de waterpas. [N 30, 12b; monogr.] II-9
lucifer stekje: stɛkskə (Boorsem, ... ), zwegeltje: zwēgəlkə (Boorsem, ... ) lucifer [ZND 01 (1922)], [ZND 01 (1922)], [ZND 16 (1934)] III-2-1
luiden luiden: loei-je (Boorsem) Luiden [luuje, lujje, loewe?]. [N 96A (1989)] III-3-3
luier doek: dōk (Boorsem) luier [winjel, luur, kindsdoek, pisdoek, huik] [N 25 (1964)] III-2-2
luikapje kapje: kɛpkǝ (Boorsem) Luifel of apart houten kapje dat bij de standerdmolen bevestigd is boven dat gedeelte van de luias dat naar buiten steekt. Zie ook afb. 66. [N O, 25s; Sche 21] II-3