23409 |
offergeld |
offergeld:
offergeld (Q011p Boorsem),
offergelds (Q011p Boorsem)
|
Het geld dat men in het offerblok stopt [offergeld?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23227 |
oksaal |
oksaal:
eksāūl (Q011p Boorsem)
|
Het oksaal, de galerij boven het kerkportaal, waar het orgel staat en het zangkoor zingt [oksaal oksaol, koor, zangerskoor, zangzolder?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
29068 |
okselstuk |
okselgeer:
oksǝlgjīr (Q011p Boorsem)
|
Vierkante lap, dubbel gevouwen in de vorm van een driehoek, die in een hemd onder de oksel zit en dient om de mouw van onderen met het lijf te verbinden. [N 62, 11c; N 62, 34c]
II-7
|
26677 |
oliemolen |
smoutmolen:
smaw.t[molen] (Q011p Boorsem)
|
Wind-, water- of rosmolen waarin uit zaden olie wordt geslagen. Het zaad wordt daartoe gekneusd met behulp van de zgn. kollergang bestaande uit twee verticaal geplaatste loperstenen. Het geplette zaad wordt in een pan verhit en vervolgens in wollen zakjes (builen) geborgen, waarna de builen in leren omslagen met een paardeharen voering gelegd worden. Het op deze wijze verpakte warme zaadmeel wordt daarna tweemaal geperst. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel -ømolenŋ het lemma ɛmolenɛ.' [JG 1a; JG 1b; Vds 15; Jan 15; Coe 5; Grof 5; monogr.; N D add.]
II-3
|
17916 |
omarmen |
pakken:
èn de errem pakke (Q011p Boorsem)
|
Met gestrekte armen omvatten ((om)vademen, (om)spannen, omarmen, (om)pakken) [N 108 (2001)]
III-1-2
|
29086 |
omboorden |
afboorden:
āfbø̄rǝ (Q011p Boorsem),
omboorden:
ømbø̄rǝ (Q011p Boorsem)
|
Omboorden in het algemeen oftewel het insluiten van een rafelkant met een enkele of dubbele bies en in het bijzonder het met en lint afzetten van een colbert. [N 59, 86; N 62, 17; MW]
II-7
|
23479 |
omheining van het kerkhof |
kerkmuur:
kerəkmōēr (Q011p Boorsem)
|
De muur, de omheining van het kerkhof [toen, toun, tuun?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
17917 |
omhelzen |
lief duwen:
leef dujje (Q011p Boorsem)
|
Omhelzen: iem. de armen om de hals slaan (omhelzen, om de hals/nek vallen, lief dujen) [N 108 (2001)]
III-1-2
|
17850 |
omhooggaan |
de lucht ingaan:
de loch èngoon (Q011p Boorsem),
opgaan:
opgoon (Q011p Boorsem)
|
Omhooggaan, naar boven gaan (rijzen, (op)stijgen, omhoog gaan) [N 108 (2001)]
III-1-2
|
29056 |
omslag |
parament:
paraman (Q011p Boorsem)
|
Omslag in het algemeen. Boord of rand, doorgaans van verschillende stof of kleur, of met borduurwerk voorzien, welke aan de hals, de mouwen enz. van kledingstukken bevestigd is en bestemd is om omgeslagen of omgevouwen te worden. [N 62, 34e; MW]
II-7
|