e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Boorsem

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ragebol spinnenkop: spɛnəkop (Boorsem) ragebol, bolvormige borstel waarmee spinnewebben worden verwijderd [N 26 (1964)] III-2-1
rammelaar rammelaar: rɛməlēͅr (Boorsem) rammelaar, mannetje konijn [Goossens 1b (1960)] III-2-1
rand van een hoed luif: løͅyf (Boorsem) luifel, overstekende rand van een hoed [N 25 (1964)] III-1-3
rapen rapen: rā.pǝ (Boorsem) De aardappelen oprapen en in een mand bijeen doen, achter de rooiers of achter de rooiende ploeg aanlopend. [N 12, 21; JG 1a, 1b; monogr.; add. uit N 12, 18; A 23, 17d; Lu 1, 17d] I-5
rechtstaande oren flaporen: [Paragraaf: lichaam]  flapoear (Boorsem) flapoor, grote uitstaande oren III-1-1
reeks, rij rij: rij (Boorsem), ps. de e staat wat hoger geschreven.  riej (Boorsem) rij [ZND 19A (1936)] III-4-4
regels richels: rexǝls (Boorsem) De horizontale balkjes die tussen de stijlen bevestigd worden. Zie ook afb. 47. De horizontale balk die de hele muurbreedte overspande, werd in Q 97 de 'kettingbalk' ('kęteŋbalǝk') genoemd. De balken werden met behulp van een pen/gat-verbinding aan elkaar bevestigd. De pen noemde men 'kijl' ('kīl'), het aan elkaar bevestigen van de balken 'angen' ('aŋǝ'). Bij de bovengenoemde houtverbinding bedroeg de doorsnede van het gat altijd het derde deel van de totale breedte van de balk. [N 4A, 52b; N 31, 45 add.; monogr.; div.; Vld] II-9
regen (alg.) regen: reͅŋər (Boorsem) regen in het algemeen [rengel, majem] [N 22 (1963)] III-4-4
regenboog regenboog: reͅŋər bōͅg (Boorsem) regenboog [weerteken] [N 22 (1963)] III-4-4
regenbuitje buitje: büjkə (Boorsem) licht regenbuitje [smeer, bui, stoes, getsbui, bies, zauwke] [N 22 (1963)] III-4-4