e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Boorsem

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
waterlossing grub: grøp (Boorsem) Greppel die men door een te ontginnen moeras graaft, om het water kwijt te raken. De opgaven bestrijken heel de provincies Limburg. [I, 61; N 27, 22] II-4
waterpas waterpas: wātǝrpas (Boorsem) Instrument om te onderzoeken of iets horizontaal ligt of overal even hoog is. Het bestaat uit een houten of metalen lat waarin een glazen buis is aangebracht die zodanig met een vloeistof is gevuld dat er een luchtbel in overblijft. Wanneer de luchtbel zich binnen de op het glazen buisje aangebrachte merktekens bevindt, ligt het te meten voorwerp waterpas. Het glazen buisje werd in L 270 'waterpasglaasje' ('wātǝrpas˲glē̜skǝ') en in Q 121 'waterwaagglaasje' ('wasǝrwǫaxjlęǝsjǝ') genoemd. In Q 19 kende men ook een waterpas waarmee men horizontaal een meetpunt over een grotere afstand kon overbrengen. Men gebruikte dan een waterpas die aan een koord kon worden gehangen. Was het touw goed strak gespannen, dan kon men op dit licht waterpasje, bestaande uit een waterpasglas met luchtbel en een koperen omhulsel met twee oogjes of haakjes om het geheel aan een touw te hangen zien of een muur horizontaal was of met behulp van dit instrumentje iets zuiver waterpas uitzetten. Men noemde dit werktuig het 'waterpasje' ('wātǝrp'skǝ'). [N 30, 12a; monogr.; N 30, 12b add.] II-9
waterpokken windpokken: wèndpokke (Boorsem) Waterpokken: besmettelijke ziekte waarbij rode vlekjes op de huid ontstaan die in blaartjes overgaan (windpokken, wijnpokken, respok). [N 107 (2001)] III-1-2
waterring van de mijt deklaag: dęklǭx (Boorsem) Waterring, waterlaag of kaplaag van de korenmijt. De laag schoven die het verst naar buiten steekt, juist waar de kap begint. Zie de toelichting bij het lemma ''buitenstaande korenmijt'' (5.1.18). Voor euze enz. vergelijk wnt XI, onder oozie, ooziedrup enz., "het gedeelte van het dak dat over den muur uitsteekt en het regenwater afwerpt", "afdak" dus. Zie afbeelding 8, a. [N 15, 45c; JG 1a, 1b, 2c; monogr.] I-4
waterzucht waterzucht: Niet typisch  waterzuch (Boorsem) Waterzucht: ziekelijke ophoping van vocht in het onderhuidse weefsel en in de lichaamsholten (zuch(t), het water, waterzuch(t), vocht). [N 107 (2001)] III-1-2
weefsel, stof stof: stöf (Boorsem) Hoe noemt U: stof in het algemeen [N 62 (1973)] III-1-3
weekdienst zeswekenmis: zēsweeke mēs (Boorsem) Een wekelijkse mis voor een overledene, weekdienst. [N 96B (1989)] III-3-3
weer genezen weer op zijn stokken: [Paragraaf: leven/gezondheid/ziekte/vermoeidheid].  weer op z`n stekke kome (Boorsem) genezen III-1-2
weerborstel borstel: bø̄stǝl (Boorsem), struif: [Paragraaf: lichaam]  stròf (Boorsem), werewas: [Paragraaf: lichaam]  werewas (Boorsem) Harde, dikke en stijve stekelharen met een draaiing erin voor op de rug van het varken. [N 76, 13; N 28, 31] || weerborstel I-12, III-1-1
weerlichtx weerlicht: weerleegt (Boorsem), wēͅrlex (Boorsem) weerlichten [ZND 21 (1936)] III-4-4